Je gaat het thema 'Wie roept daar boe?' afronden.
Je gaat als eindproduct een toneelstuk bedenken en opvoeren, waarin lichaamstaal een belangrijke rol speelt. Dat moet ook wel... want er mag in het toneelstuk NIET gesproken worden!
Je kiest een situatie en die situatie werk je zelf uit, waarbij je vooral let op de gevoelens en de rolverdeling. Hoe voelen de acteurs zich? Dit beelden ze uit met gebaren, houding en gezichtsuitdrukkingen.
Je publiek speelt een belangrijke rol: je klasgenoten moeten na afloop kunnen beschrijven wat er is gebeurd. Als dat lukt, ben je geslaagd!
Situaties:
Kies een situatie uit de voorbeelden hieronder, en bedenk samen wat er kan gebeuren zodat er een verhaal ontstaat.
Schrijf dit verhaal kort op en maak een rolverdeling.
Bedenk welke houdingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen bij elke speler passen.
Elke speler maakt notities voor zijn/haar rol.
Voorbeeldsituaties:
Oefen elk onderdeel van de gekozen situatie.
Let goed op en help elkaar, de juiste lichaamstaal te gebruiken.
Let ook op de juiste timing.
Schrijf goede ideeën op.
Verander de tekst van je spelbeschrijving als dat nodig is.
Houd goed rekening met de plaats waar je je stukje moet opvoeren.
Is alles goed zichtbaar? Oefen je toneelstukje totdat alles prima loopt.
Beoordeling:
Jullie docent beoordeelt jullie toneelstuk op de volgende onderdelen:
Klaar?
Overleg met je docent wanneer jullie je toneelstukje op mogen voeren.
|
Toneelstuk makenIn een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal. |
|