Je kent nu het verschil tussen fictie en zakelijke teksten.
Als je kiest voor eindopdracht B schrijf je een fictief verhaal dat op waarheid is gebaseerd.
Je kent vast voorbeelden van mythen en sagen, die de Grieken en Romeinen elkaar graag vertelden. Mythen zijn godenverhalen, in sagen spelen (half-)menselijke helden zoals Hercules een hoofdrol. Jij hebt vast ook wel een held: iemand die jij erg bewondert - een filmster of een zangeres misschien?
Pak het zo aan:
Verzamel feiten over je held.
Bedenk een verhaal waarin jouw held(in) een geweldige daad verricht.
Meng feiten en verzinsels mooi door elkaar.
- Denk bijvoorbeeld aan de omgeving waar het verhaal zich afspeelt (kan echt bestaan), namen en films of muzieknummers.
Illustreer je verhaal met afbeeldingen, foto's en bijvoorbeeld een kaart of een (bestaande of verzonnen) songtekst zodat alles op een 'echt' verslag lijkt.