Werkwoorden worden verdeeld in zwakke en sterke werkwoorden.
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker van de stam.
Bijvoorbeeld: De kinderen lopen op straat. vt: liepen.
Lopen is dus een sterk werkwoord.
Sterke werkwoorden worden ook wel veranderlijke werkwoorden genoemd.
Bij zwakke werkwoorden blijft de klinker gelijk.
Bijvoorbeeld: Ze spelen samen. vt: speelden.
Spelen is dus een zwak werkwoord.
Zwakke werkwoorden worden ook wel onveranderlijke werkwoorden genoemd.
Voor verdere uitleg kun je nogmaals het stukje over sterke en zwakke werkwoorden in de Kennisbank lezen.
![]() |
Grammatica: Sterke en zwakke werkwoorden |