in je eigen woorden vertellen wat een werkwoord is.
werkwoorden in een tekst herkennen.
voorbeelden geven van vervoegingen van het hele werkwoord, de persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd, het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord.
het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden uitleggen en hier voorbeelden van geven.