Als je kiest voor eindopdracht B maak je een tabel of schema waarin je uitlegt hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) moet spellen.
In het schema staan ook voorbeelden.
Ga na of je antwoord kunt geven op de twee hoofdvragen van de opdracht.
Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?
Werkwijze:
Bepaal eerst wat je in het schema gaat vertellen.
Zorg dat je overal voorbeelden bij hebt.
Bedenk hoe je schema er uit gaat zien. Wordt het een pijlenschema? Of lijkt je een schema in de vorm van een tabel overzichtelijker?
Maak een eerste versie van het schema.
Vraag commentaar op je eerste versie aan een klasgenoot.
Verwerk het commentaar.
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor deze opdracht als:
Je een schema maakt waarin je duidelijk uitlegt hoe je de persoonsvorm spelt in de tegenwoordige en in de verleden tijd.
Je in je schema voldoende voorbeelden hebt opgenomen.