De verschijnselen die je hebt waargenomen in de twee proeven hiervoor (dat licht in de vorm van energiepakketjes wordt uitgezonden en dat een elektron door een pakketje met voldoende energie bevrijd moet worden) kun je alleen verklaren als je ervan uit gaat dat licht in de vorm van energiepakketjes (fotonen) wordt uitgezonden.
De hoeveelheid energie van zo'n pakketje met een frequentie f berekenen we met de formule:
Waarbij geldt:
Daarbij is:
= de energie van het foton (J)
= de constante van Planck (6,63·10-34 Js)
= de frequentie van de straling (Hz)
= de lichtsnelheid (3,00·108 m/s)
= de golflengte van de straling (m)
Maak de voorbeeldopgaven: