Proef 2 - De 'gevoeligheid' van een fotocel
Een fotocel bestaat uit een vacuüm buis van glas, waarvan de binnenkant gedeeltelijk bedekt is met een dun laagje metaal. Dit metaal is de lichtgevoelige kathode K (figuur rechts).
Vanuit de negatief geladen kathode stromen elektronen naar een metalen lus, de positief geladen anode A. In de figuur hieronder zie je het symbool van de fotocel.
Met de opstelling in de figuur hieronder onderzoek je het foto-elektrisch effect kwantitatief.
Als elektronen uit de kathode naar de anode gaan, loopt in de stroomkring met de fotocel een zeer kleine stroom: de fotostroom (If).
Er is een zeer gevoelige stroommeter (of een meetversterker) nodig om de fotostroom te kunnen meten.
Het kathodemateriaal van sommige fotocellen is slechts 'gevoelig' voor een deel van het zichtbare licht.
De golflengte waarbij het foto-elektrisch effect nog net optreedt, heet de grensgolflengte (Binas, tabel 24). De grensgolflengte van een fotocel bepalen we met de volgende proef.
• Plaats de fotocel in de lichtbundel van een lamp.
• Plaats in de lichtbundel verschillende kleurenfilters (waarvan de golflengte van het doorgelaten licht bekend is).
a
Wat is de grensgolflengte van het kathodemetaal?
b
Stel met behulp van het tabellenboek (Binas, tabel 24) vast van welk metaal de kathode waarschijnlijk is gemaakt.