• De evolutietheorie gaat uit van:
- Verandering in genotypen door kruising of mutatie (plotselinge verandering van erfelijke eigenschappen)
- Natuurlijke selectie (het overleven van dieren die het best aangepast zijn)
- Als de vorige 2 herhaaldelijk gebeuren ontstaan er nieuwe soorten
In de evolutietheorie worden twee verschillende vormen van evolutie beschreven. Macro-evolutie en Micro-evolutie.Wat de meeste mensen bedoelen wanneer we het over evolutie en de evolutietheorie hebben, valt binnen macro-evolutie. Echter moet je micro-evolutie kunnen begrijpen voordat macro-evolutie pas interessant wordt in plaats van een vaag verhaal.
Micro-evolutie is eigenlijk niets meer dan een verandering in de het voorkomen van bepaalde genetische eigenschappen (bijvoorbeeld huidskleur, haarkleur etc.) binnen een populatie.
Een bekend voorbeeld van micro-evolutie is het verhaal van de zwarte berkenspanner (een vlindersoort) in Engeland in de 19e eeuw. De berkenspanners in Engeland waren doorgaans wit, tot er een aantal zwarte berkenspanners werden ontdekt. Omdat deze vlinder vooral op de berk zit, waar zijn witte kleur als goede schudkleur dient, is het niet raar te bedenken dat slechts een fractie van de populatie de zwarte kleur bezat.
Wanneer in de negentiende eeuw de industriële ontwikkeling in Engeland stevig door begon te zetten, ontstond er een luchtvervuiling waar veel roet aanwezig was. Dit roet in de lucht kleurde veel van de berken in het leefgebied van de berkenspanner steeds zwarter.
Plotseling hadden de zwarte berkenspanners – die in eerste instantie ongeveer 1% van de populatie vertegenwoordigde – een veel betere schutkleur dan de witte berkenspanners. Logischerwijs werden de witte berkenspanners veel meer gegeten dan de zwarte, terwijl de zwarte berkenspanners veiliger waren en een grotere voortplantingskans kregen. Binnen een aantal generaties waren er in totaal veel meer zwarte vlinders dan de witte.
In dit voorbeeld zien we een vorm van micro-evolutie waarin een populatie zich op een gunstige manier aanpast aan zijn omgeving.
Macro-evolutie is te zien als een stap verder op micro-evolutie. Volgens de theorie kunnen twee populaties (van een soort) door een verschil in hun omgeving veel veranderingen doormaken dat er genetisch gezien steeds meer verschillen ontstaan. Als de twee populaties genoeg van elkaar verschillen en ze niet langer onderling kunnen voortplanten, kunnen we ze niet langer tot de zelfde soort rekenen.
Hierdoor ontstaan dus twee soorten, vanuit een soort.
Het ontstaan van nieuwe soorten door middel van evolutie in drie korte stappen:
1- Een groep organismen van een soort raakt geïsoleerd (gescheiden) van de rest van de soortgenoten.
2- Beide groepen ontwikkelen zich langdurig gescheiden in verschillende omgevingen
3- Na verloop van duizenden jaren zijn er zoveel verschillen ontstaan dat organismen van de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten. Je kunt dan spreken van twee verschillende soorten.