13. Wiskunde - soep recept

Per groep moet er één verslag ingeleverd worden. 

Dit verslag wordt beoordeeld door de wiskundedocenten.

De beoordeling wordt gegeven in de cijfers: 8, 6, 5, of 4. 

Iedere leerling van de groep krijgt hetzelfde cijfer. 

Het cijfer telt mee voor het vak wiskunde en krijgt een weging 1 (ten opzichte van de weging 3 van een proefwerk).

De opdracht:

Jouw groepje heeft een soep-recept gekregen.

In het recept kun je lezen welke ingrediënten je voor deze soep nodig hebt en in welke hoeveelheden.

Dit recept is echter een recept voor vier personen en het is de bedoeling dat we het recept gaan aanpassen zodat we een soep kunnen maken voor 7 personen.

  1. Schrijf op een blad voor welke soep het recept bedoeld is.
  2. Schrijf al jullie namen volledig op; zet er ook de klas bij.
  3. Schrijf alle ingrediënten op die op het recept (voor vier personen) staan.Zet er de hoeveelheden ook bij.

 

Nu moeten jullie het recept gaan aanpassen zodat er een soep gemaakt kan worden voor 7 personen.

  1. Reken alle hoeveelheden van de ingrediënten om naar een hoeveelheden die nodig zijn voor zeven personen.Schrijf er de berekeningen bij.

 

Voordat jullie de soep zouden kunnen maken moeten de ingrediënten natuurlijk gekocht worden.

Dat doen we voor deze wiskunde-opdracht niet in het echt, maar je moet er wel naar op zoek.

  1. Maak een overzichtelijke lijst van WAT je voor 7 personen moet kopen.

(Voorbeeld : als je 5 eieren nodig zou hebben, moet je toch een doosje van 6 eieren kopen; je kunt eieren bijna nergens los kopen).

  1. Zoek op internet twee verschillende winkels waar de ingrediënten te koop zijn.
  2. Zoek bij beide winkels uit hoeveel de ingrediënten voor deze 7 personen kosten en noteer alles in het verslag. Maak een volledige berekening van de totale kosten van alle ingrediënten.
  3. Doe dat voor de twee winkels.

Zorg er voor dat alles er netjes uitziet; maak er een mooi eindresultaat van.