1.1 Atoombouw

Inleiding

Veel technieken waarmee wordt gekeken in je lichaam, maken gebruik van eigenschappen van atomen. Al heel lang denken mensen na over wat materie is en waaruit het bestaat. De Grieken hadden al voorstellingen van het 'inwendige' van alle materie. Empedocles dacht dat alle materie was opgebouwd uit de vier elementen: vuur, water, lucht en aarde. Plato hield het erop dat je materie tot in het oneindige kon delen. Iemand die al een notie had van hoe het werkelijk zat, was Democritus. Hij ging ervan uit dat je niet verder kon gaan dan een kleinste ondeelbare stukje materie: het atoom, afgeleid van het Griekseatomos, dat ondeelbaar betekent. Na de Grieken hebben nog meer mensen zich met het atoom bezig gehouden, maar pas in de negentiende en twintigste eeuw is het huidige model voor atomen ontstaan. Dit model is nog niet helemaal af en wordt nog steeds bijgesteld door de uitkomsten van allerlei nieuw onderzoek.

Om de werking van apparaten in het ziekenhuis te begrijpen, is het atoommodel van de Deen Niels Bohr voldoende, met enkele aanvullingen over de samenstelling van de atoomkern. Hoewel het niet de perfecte beschrijving van een atoom biedt, is het wel geschikt om verschijnselen als röntgenstraling en radioactiviteit te verklaren.

 

Opdracht

Er is een lange weg afgelegd voordat we tot een goed model zijn gekomen om de eigenschappen van een atoom te verklaren. Er zijn twee verschillende modellen die veel kunnen verklaren van de eigenschappen die we gebruiken in de geneeskunde: het model van Rutherford en het model van Bohr. Die twee modellen gaan jullie in deze opdracht onderzoeken. Het resultaat van je onderzoek is een verslag.