4.3 Voedselnetwerken en informatienetwerken

In een voedselketen wordt de relatie aangegeven met een pijl tussen eter en gegetene.

Er bestaat vaak een misverstand over de richting van de pijl. Vroeger lag de nadruk op de actieve partij, degene die eet: de pijlpunt wees naar het 'slachtoffer'. Maar tegenwoordig is men vooral bezig met het lot van de stoffen die opgegeten worden. Die stoffen bestaan voor een groot deel uit organisch materiaal, zoals koolhydraten, eiwitten of vetten. En die stoffen volgen een richting. De enige organismen die organische stoffen uit anorganische stoffen kunnen maken zijn (groene) planten (en sommige bacteriën). Wij noemen die daarom de producenten. Dieren eten planten of dieren die planten eten of dieren die dieren eten die planten eten en nog verder. In ieder geval zijn zij allemaal consument: zij eten en maken niets zelf. En zij geven dus als zij eten, als in een estafette, de organische stof door. Daarom zetten wij de pijlen in een voedselketen van de gegetene naar de eter, dus fytoplankton → zoöplankton→ mossel → schol → zeehond. Om binnen de groep van consumenten onderscheid te maken, noemen wij het zoöplankton een consument van de 1e orde, de mossel een consument van de 2e orde, de schol van de 3e orde en de zeehond van de 4e orde.

 

Opdracht 4.5

Als een organisme of een deel daarvan niet wordt opgegeten, kan dit door de derde groep in het ecosysteem, de reducenten, worden afgebroken tot anorganische verbindingen, die weer voedsel zijn voor de planten. Reducenten zijn bacteriën en schimmels.

Vaak eet een dier niet alleen die ene soort plant of dier, maar verschillende. Handig, als een bepaalde voedselbron schaars is. Onze voedselketen raakt dan vertakt. We proberen het wel zo te doen dat we iedere soort maar 1 keer aangeven. Dan blijft het overzichtelijk. Er ontstaat dan een netwerk, dat we voedselnet of voedselweb noemen.

Laat een plant of dier zich zo maar zonder slag of stoot opeten? Nee, er zijn allerlei technieken om dat te voorkomen. Planten hebben bijvoorbeeld doorns, haren of vieze smaakjes. Maar bij dieren vinden we ook wegrennen, terugvechten, zich samen verdedigen of zich camoufleren. Wat de laatste jaren ontdekt is, is dat veel organismen ook gebruik maken van informatienetwerken, zowel op het land als in het water.

 

Bekijk nu eerst onderstaande film gebaseerd op een verhaal van Roald Dahl en daarna het interview met Marcel Dicke over informatienetwerken bij planten.

Roald Dahl en planten-1.mp4

Opdracht 4.6

Lang is gedacht dat organismen in een ecosysteem alleen voedselrelaties onderhouden. In werkelijkheid is er ook sprake van een informatienetwerk. Zo ontdekte de Amsterdamse ecoloog Joop Ringelberg dat er chemische interactie plaatsvindt tussen vissen en zoöplankton, waaronder de watervlo. Verschillende predatoren van watervlooien zoals het bootsmannetje (een soort wants) en het vetje (een soort vis) geven ‘infochemicaliën’ of signaalstoffen af aan het water. Deze stoffen leiden bij watervlooien onder andere tot de vorming van een helmvormig uitgroeisel, waardoor ze minder makkelijk gegeten kunnen worden.
 

Opdracht 4.7

Op hun beurt vermijden organismen van een fytoplanktonsoort, Gonyostomum semen, contact met watervlooien. Deze algen overwinteren op de bodem van een meer. In het voorjaar komen zij naar de bovenste waterlaag. Zij kunnen zich stevig vasthechten op de menselijke huid en flinke jeuk veroorzaken.

Opdracht 4.8

Watervlooien kunnen ook een bepaalde schimmelinfectie van algen voorkomen. Deze schimmel vormt vrij zwemmende eencellige sporen. Voordat zo'n spore zich vasthecht aan een alg, kan de spore worden opgegeten door een watervlo. De watervlo kan ook de algen eten, maar alleen als deze eencellig zijn. Als een alg zich deelt tot een samenhangende kolonie, wordt hij te groot voor de watervlooien en zal na sterfte, bijvoorbeeld ten gevolge van een schimmelinfectie, naar de bodem zakken.

Via de schimmels stromen de voedingsstoffen uit algenkolonies op twee manieren door in het voedselweb.

Beschrijf (of teken) stapsgewijs de twee routes waarlangs stoffen uit algenkolonie via de schimmels uiteindelijk bij vissen terechtkomen.

Maak deze opdracht op de computer en bewaar je resultaten in je digitale portfolio.

Opdracht 4.8

Watervlooien kunnen ook een bepaalde schimmelinfectie van algen voorkomen. Deze schimmel vormt vrij zwemmende eencellige sporen. Voordat zo'n spore zich vasthecht aan een alg, kan de spore worden opgegeten door een watervlo. De watervlo kan ook de algen eten, maar alleen als deze eencellig zijn. Als een alg zich deelt tot een samenhangende kolonie, wordt hij te groot voor de watervlooien en zal na sterfte, bijvoorbeeld ten gevolge van een schimmelinfectie, naar de bodem zakken.

Via de schimmels stromen de voedingsstoffen uit algenkolonies op twee manieren door in het voedselweb.

Beschrijf (of teken) stapsgewijs de twee routes waarlangs stoffen uit algenkolonie via de schimmels uiteindelijk bij vissen terechtkomen.

Maak deze opdracht op de computer en bewaar je resultaten in je digitale portfolio.