Water is in ons land voor veel organismen de leefomgeving. Een hele bijzondere eigenschap van water is dat het bij een temperatuur van 4 °C zijn hoogste dichtheid heeft. De dichtheid van water is bij 4 °C dus hoger dan warmer water of stoom, maar ook hoger dan kouder water of ijs. Voor de meeste stoffen geldt namelijk dat de dichtheid alleen maar toeneemt bij lagere temperatuur. In de winter betekent dit in een redelijk diepe sloot of plas dat ijs op water drijft en dat het water onderin een temperatuur van 4 °C heeft. In de lente warmt de bovenlaag op, zodat er vermenging optreedt met het warmere water onder. In de zomer, als de opwarming doorgaat, blijft het warme water drijven op het koudere water onderin. In de herfst tenslotte koelt de bovenste laag weer af, waardoor al het water zich weer vermengt. Op grond van de situaties in de zomer en de winter wordt dit verschijnsel thermische gelaagdheid genoemd.
Opdracht 2.2
Verplaats de vis naar verschillende dieptes in het water. Kijk wat er gebeurt met de abiotische factoren (zoutgehalte, licht, temperatuur, zuurstof) en biotische factoren (algen, bacteriën). Let op de bek van de vis linksboven! Op welke plek in het water voelt de vis zich het prettigst in de verschillende seizoenen?
Noteer je antwoorden in een Word-document. Ben je klaar? Sla het document op onder het kopje 'Portfolio e-klas ecologie'.
Je hebt gezien dat abiotische en biotische factoren een rol kunnen spelen in de keuze van een plek van vissen in een sloot. Deze plek kan voor ieder organisme anders zijn. Deze meest geschikte (optimale) plek (die per seizoen kan veranderen) noemt men de habitat. De omstandigheden per plek in de sloot kunnen flink verschillen. Elke plek heeft een eigen microklimaat.
Wat voor een vis een geschikte plaats is, hangt mede af van de rol die hij speelt in het ecosysteem. Die rol (mede bepaald door het complex van biotische en abiotische factoren) wordt aangeduid met het woord niche. Zo zal een vis die afval eet (zoals een paling) vooral in de buurt van de bodem verblijven en een vis die algen eet vooral in het bovenste laag van het water.
Opdracht 2.3
Opdracht 2.4
Opdracht 2.5
Op Bonaire leven pekelkreeftjes onder extreem hoge zoutconcentraties. Vissen kunnen zich hier moeilijk handhaven. De pekelkreeftjes worden veel gegeten door flamingo’s.
Opdracht 2.6
Klik op onderstaand bestand om de vraag van Karen te zien.
De lievelingsvis van Karen is de chocolade goerami (Sphaerichthys spec.).
Opdracht 2.7
In de afbeelding hierboven zie je de tolerantiekrommen van vier vissoorten voor de factor zuurstofgehalte.
Opdracht 2.8