8.2 Verspreiding van soorten

Hoe meer soorten in een ecosysteem voorkomen, hoe groter de biodiversiteit. Kan iedere soort overal op aarde leven? Het antwoord is nee. Het verspreidingsgebied van een soort wordt bepaald door tolerantiegrenzen voor abiotische factoren (temperatuur, licht, vochtigheid, bodemgesteldheid etc.). Zelfs als de abiotische factoren gunstig zijn voor een organisme, dan is het nog niet vanzelfsprekend het organisme daar aan te treffen. Denk aan een ver eiland of geïsoleerd continent, zoals Australië. Organismen moeten gedurende de evolutie het ecosysteem wel bereikt kunnen hebben, door middel van vliegen, zwemmen of op een boomstam dobberen. Organismen worden in een nieuwe omgeving geconfronteerd met andere organismen. Het is dus niet vanzelfsprekend dat nieuwe soorten (exoten) zich in het nieuwe gebied kunnen handhaven. Er moet voedsel aanwezig zijn, weinig concurrentie door andere soorten en geen nieuwe levensbedreigende ziekteverwekkers. Heel veel exoten worden met dit soort problemen geconfronteerd. Door de eeuwen heen zijn veel exoten, bijvoorbeeld via schepen, vanuit verre gebieden naar Nederland gekomen. Een aantal heeft zich hier niet kunnen handhaven doordat hun tolerantiegrenzen werden overschreden. Anderen konden de concurrentie niet aan met de al aanwezige soorten in het gebied of stierven door ziekteverwekkers. En slechts een klein deel van alle exoten heeft een plaats kunnen veroveren in ons ecosysteem. We noemen deze exoten ook wel invasieve nieuwe soorten.

 

Opdracht 8.1

(a) Welke exoot wordt door Jeltje Jouta genoemd in het filmpje in hoofdstuk 7?
Waardoor heeft deze exoot zich zo makkelijk kunnen vestigen in de Waddenzee? Welke soort wordt in de Waddenzee door deze exoot verdrongen?

(b) Maak op de computer een lijst van tien andere exoten (planten of dieren) die zich in zee, zoetwater of op het land in Nederland hebben gevestigd en geef aan of dat problemen (en zo ja, welke) heeft opgeleverd voor al aanwezige soorten.

(c) Bewaar je document in je digitale portfolio.

 

Opdracht 8.3

(a) Zoek met behulp van bijv.http://www.natuurbeheer.nu/Beleid/Nederland/De_Ecologische_Hoofdstructuur_(EHS)/ uit wat bedoeld wordt met de Ecologische Hoofdstructuur.

(b) Leg uit met wat je geleerd hebt over verspreiding van soorten, wat het nut is voor verschillende populaties van de aanleg van zo’n structuur in ons land. Gebruik in je uitleg ook het begrip "gene pool".
(
Elke populatie heeft een gezamenlijke gene pool: de verzameling van alle varianten van alle genen in een populatie.)

(c) Maak de opdracht op de computer en bewaar je document in je digitale portfolio.

 

 

Opdracht 8.6

Lees het artikel Biodiversiteit of moedwillige verarming van onze flora(http://edepot.wur.nl/114909).

 

Beantwoord de volgende vragen op de computer en bewaar het document in je digitale portfolio:

1. Welk verband legt de auteur tussen biodiversiteit en exoten?

2. Welke voordelen ziet hij in de aanwezigheid van veel soorten in een gebied, in vergelijking met "monocultures"?

3. Leg het verschil uit tussen de klinknagelhypothese en de passagiershypothese.

4. Wat zou er in ons land met de natuur gebeuren als consequent alle exoten worden verwijderd?

5. Zoek informatie over de tulp en beargumenteer de volgende stelling: “De tulp, een symbool bij uitstek van ons land, is een exoot.”