H2 paragraaf 1 t/m 5

Exact Hst 2 1e klas huiswerk.docx..docx

In de klas

Vragen over paragraaf 1

 

Omcirkel het juiste antwoord of vul dat in.

 

  1. Waarom is het frame van een mountainbike meestal van metal gemaakt? 
  2. Noem vier metalen. 
  3. Waarom gebruik je voor het frame van de mountainbike liever geen staal? 
  4. Wat is een legering? 
  5. a. Noem een metaal dat aangetast wordt door lucht en water en dat magnetisch is.

            b. Noem een metaal dat zacht en zwaar is.

           c. Noem een metaal dat niet roest en niet magnetisch is.

          d. Noem een legering waarin koper en zink zit.

      6. Koper smelt bij 1184oC. Zink smelt bij 420oC. Om van deze twee metalen een legering te maken, moet je ze verhitten tot boven:

            A  420oC

            B  1184oC

            C  (1184oC + 420oC )/2 = 802oC

     7. Geef drie argumenten waarom er kunststof onderdelen op  een mountainbike zitten. 
    

     8. Noem het grootste nadeel van kunststof.

     9. a. Veel kunststof artikelen worden na een aantal jaren bros.
Waardoor komt dat meestal?

         b. Welke natuurwetenschap zal dat probleem moeten  oplossen?

    10. Katoen is een grondstof en kunststof niet. Wat wordt daarmee bedoeld?

    11. Katoenen kleding en kleding van kunststof hebben verschillende eigenschappen. Wat is het verschil als je  alleen maar naar ‘vocht’ kijkt?

    12. Hoe noem je een legering bij kunststof?

    13. Veel boeken worden geplastificeerd. Je maakt dan een  composietmateriaal. Wat zijn de twee materialen waaruit het composietmateriaal bestaat?

 

    14. Waarom heeft dit fietswiel van composietmateriaal geen gewone spaken? 

    15. Een polyester boot kan last hebben van osmose. Er dringt dan water in de polyester romp van de boot. De romp van zo’n boot is

         gemaakt van polyesterhars en een weefsel van glasvezel. Wat is er waarschijnlijk niet goed gegaan bij het maken van de romp? 

EXTRA


    16. Wat is het nadeel van een plastic jas in de regen?

    17.a. Hoe werkt het materiaal Gore-tex?

         b. Hoe heeft mijnheer Gore daarvoor gezorgd?

     18.   Kleding waarin Gore-tex is verwerkt is duur. Jij bent  inkoper van een kledingfabriek. Er verschijnt een nieuwe stof op de markt,

             waarvan gezegd wordt dat hij even goed regen tegenhoudt en zweet doorlaat als het Gore- tex materiaal. Bedenk een onderzoek om

             na te gaan of de fabrikant van de nieuwe stof gelijk heeft.

    19. Bumpers van auto’s worden nu bijna alleen nog maar van kunststof gemaakt. In het verleden werden die van

          metaal gemaakt.


          a. Geef minstens drie redenen waarom nu kunststof wordt gebruikt. 

          b. Weet je ook een nadeel van die kunststof bumpers? 

    20.  Roestvast staal is veel duurder dan gewoon staal. Roestvast staal blinkt veel meer dan gewoon staal als het gepoetst is en het blijft

           ook mooi blinken. Het is immers roestvast. Bij de doe-het-zelfwinkel sta je voor een rek met allerlei doosjes met bouten en moeren. Op

          sommige staat RVS (Roest Vast Staal). Die doosjes zijn ook veel duurder. Bedenk een onderzoek hoe je erachter kunt komen of die

          bouten en moeren ook echt van RVS zijn en niet van ijzer. Het zou natuurlijk mooi zijn als je dat in de winkel zou kunnen uitzoeken.

          Tip: zoek op internet naar de stofeigenschappen van RVS en ijzer.

     

Vragen over paragraaf 2

 

Vul in.

  1. Wanneer is een metaal geoxideerd? 
  2. Hoe heet het oxidelaagje bij staal en ijzer?
  3. Tijdens het roesten reageert het ijzer met de zuurstof in de lucht of het water. Hoe beschermt verf het ijzer tegen roesten?
  4. a. Vroeger roestten de auto’s in de provincie Zeeland meer dan Limburg. Leg uit hoe dat kwam.

​         b. Waaom hebben auto's daar nu minder last van?

     ​5. Welke metalen oxideren niet?

     6. Waarom zijn gas- en waterleidingen vaak van koper?

     7. Ook koper oxideert. Wat is het verschil tussen het oxidelaagje van koperen het oxidelaagje (roest) van ijzer?

     8. Aluminium wordt steeds vaker in plaats van staal toegepast in de woningbouw. Noem twee verschillen tussen

        aluminium en ijzer die de reden zijn voor deze verandering. 

     9. Van goud kun je vrij eenvoudig heel dunne folies maken. Je moet dan denken aan zoiets als aluminiumfolie, maar dan

         nog veel dunner. Met deze heel dunne folie werden vroeger soms metalen beelden ‘ingepakt’. Dat noem je vergulden.

         Geef twee redenen waarom dat gedaan werd. 

     10. Veel stalen onderstellen van aanhangwagens en caravans zijn verzinkt. Waarom wordt dat gedaan? 

     11. Het stuur van een fiets is vaak verchroomd. Wat is er dan met het stuur gedaan?

     12. Wat is de minimale temperatuur die nodig is voor thermisch verzinken? Leg je antwoord uit.

     13. Waar komt het zink/chroom vandaan als je elektrisch verzinkt/verchroomd?

     14. Noem twee eisen die je aan een metalen oppervlak moet stellen, wil je het goed kunnen verven.

 EXTRA


     15. Waarom moet je hout bijna altijd met twee verschillende verfsoorten verven?

     16. Wat is twee componentenverf?

      17. a.  Waarom was verven tot voor kort een ongezonde bezigheid?

           b. Waarom is dat nu minder ongezond?

     18. Boten liggen bijna altijd buiten. Ze liggen voortdurend in weer en wind. De lak van boten heeft veel te verduren. Op

         veel kleurloze bootlak staat tegenwoordig ‘met dubbel UV- filter’. Wat wordt daarmee bedoeld?

     19. Je kunt koper verzilveren. Bedenk hoe je dat kunt doen.
Tip: Denk aan hoe je metaal kunt verzinken of  verchromen.

       

Vragen over paragraaf 3

 

Vul in.

 

  1. Hoe wordt jouw spierkracht op een handrem overgebracht op de wielen van je fiets? 
     
  2. Hoe wordt de remkracht op het wiel overgebracht op de weg? 
  3. Hoe wordt de spierkracht van je benen overgebracht op het achterwiel? 
  4. Hoe wordt de spierkracht van je benen uiteindelijk overgebracht op de weg? 
  5. Tandwielen zijn getand. Waar moet een passende ketting uit bestaan? 
  6. In de figuren 26, 27, 28 en 29 (zie volgende pagina) staan tandwielen getekend. Er is steeds van een tandwiel de draairichting aangegeven.

         a. Geef in alle tekeningen de draairichting van het andere tandwiel aan.

         b. Schrijf onder alle tekeningen hoe vaak dat andere tandwiel ronddraait als het eerste een keer ronddraait.

     

7. Het grote tandwiel bij de trappers heft 52 tanden. Het tandwiel op de achteras heeft 15 tanden.

         a. Hoe groot is het verzet van die fiets? 

  Je schakelt naar een ander verzet door bij de trappers 48 tanden te kiezen en op de achteras 12.

         b. Hoe groot is dan het verzet?  

         c. Krijg je bij dit tweede verzet de trappers makkelijker rond gedraaid of moeilijker? Leg je antwoord uit. 

     8. Oma wil voor haar verjaardag een nieuwe fiets.
Moet je dan op zoek naar een fiets met een groot of een klein verzet?

         Leg je antwoord uit. 

     9. Tijdens een fietstocht door de Franse Alpen ben je blij dat je een versnelling op je fiets hebt. Op een gegeven   

            moment moet je een flinke berg op.


            a. Welk verzet kies je dan, het grootste of het kleinste?

            b. Waarom? 

    10. In figuur 30 staat een tekening van het principe van een autobesturing. Leg uit hoe de autobesturing werkt.

 

 

    11. In figuur 31 zie je een helikopter, waarin op twee plaatsen  kegeltandwielen zijn toegepast. De kegeltandwielen zijn

         ook vergroot weergegeven.

         a. Wat is het verzet van het kegeltandwiel? 
  

         b. Waarom gebruik je hier kegeltandwielen?

           

    12. In de helikopter van figuur 31 zitten bij de motor twee kegeltandwielen. Het grote kegeltandwiel wordt aangedreven

         door de motor en heeft 30 tanden. Het kleine heeft 15 tanden. Aan het kleine tandwiel zit een lange as. Aan het einde

         van die as zit een kegeltandwiel  met 20 tanden, dat een ander kegeltandwiel aandrijft.

         a. Hoeveel tanden moet dit laatste tandwiel hebben als rotor en motor even hard ronddraaien? 

         b. Hoeveel tanden met dit laatste tandwiel hebben als de rotor twee keer zo snel ronddraait als de motor? 

    13. Wat is een nadeel van de fiets zonder kettingkast uit het handboek?

    14. Waarom worden lagers toegepast?

    15. Bekijk figuur 32 met het lager. Zo’n lager zit in je achterwiel.


          a. waarvoor dienen de kogels?

          b. Welke ring zit vast aan de as van het achterwiel?

          c. Welke ring zit vast aan het achterwiel?

 

EXTRA


       16. Bekijk het figuur van de versnellingsbak. Welke as draait  rechtstreeks met de motor mee?

       17. Als de motor loopt en de versnelling staat in de vrij (zoals getekend in figuur 33), dan draait ook de onderste as in

           het figuur mee.


           a. Kleur de tandwielen die daarvoor zorgen rood.


           b. Kleur de tandwielen die dan meedraaien groen.

     18. De versnellingspook staat in de tekening zo, dat je kunt schakelen naar versnelling 3 of 4. Als je schakelt naar 

           versnelling 4, trek je de schakelmof naar een tandwiel. Waarvoor dienen de staafjes op de schakelmof?

     19. In een fabriek moet een doorgang met een schuifdeur worden afgesloten. De monteur heeft de beschikking over

           een elektromotor en allerlei tandwielen, snaren en kettingen. Bedenk twee oplossingen om de schuifdeur

           met de motor te openen. Schets in de figuren 34 en 35 je oplossingen. Geef ook een korte toelichting.

        

     20. Naast kogellagers ken je ook naaldlagers. Zoek uit welke verschillen er zijn tussen kogellagers en naaldlagers.

           Zoek daarnaast uit wanneer je gebruik maakt van naaldlagers in plaats van kogellagers. Noteer overzichtelijk wat je gevonden hebt. 

Vragen over paragraaf 4

 

Vul in.

 

  1. Noem de vijf bekende stofeigenschappen. 
  2. Welke stofeigenschap heeft met temperatuur te maken? 
  3. Als je water van 7-Up wilt onderscheiden, welke eigenschap gebruik je dan waarschijnlijk? 

    4. In tabel 2 staat een aantal stofeigenschappen. Josien heeft een flesje met daarin een kleurloze vloeistof. Ze wil weten welke vloeistof in het flesje zit.

  1. Aan welke stofeigenschap uit tabel 2 heeft ze niets?

    De vloeistof blijkt in een vuurtje niets te doen. Ze heeft de twee andere stofeigenschappen allebei nodig

    om er achter te komen wat er in het flesje zit.


    b. Welke stof is het dus niet? Leg je antwoord uit. 

    5. Hoe werken de meeste indicatoren?

    6. Hoe onderzoek je met rode koolsap of een vloeistof zuur is? 

    7. a. Wat is de pH-waarde van een neutraal vloeistof? 

        b. Hoe smaakt een neutrale vloeistof? 

    8. Een sporter krijgt per post het resultaat van de pH-meting van zijn urine thuis gestuurd. Die bleek 7 te zijn. De sporter vindt dat een erg hoog getal en maakt zich zorgen. Is

        hij terecht bezorgd?

    9. Op een flesje staat het etiket van figuur 36.De stof is:

    10. Op een flesje staat het etiket van figuur 37. De stof is:

 

     11.Op flessen met gevaarlijke stoffen staan gevarensymbolen. Waarom is gekozen voor deze ‘geheimtaal’?

     12.Noem twee redenen voor sporters om doping te gebruiken.

     13.Waartoe dienen anabole steroïden?

     14.Waartoe dient EPO?

     15. Wat hebben rode bloedlichaampjes te maken met de  prestatie van een sporter?

     16. Waardoor heeft hoogtetraining effect op je sportprestatie? 

     17. Hoe werkt bloeddoping? 

     18. Als je meer rode bloedlichaampjes dan normaal in je bloed hebt, kunnen je spieren te hard werken. Leg uit waarom

          bloeddoping gevaarlijk kan zijn. TIP: Je hart bestaat ook uit spierweefsel! 

     19. Hieronder staan een aantal sporten. Verdeel ze in drie groepen. In groep 1 plaats je de sporten waarbij doping via

          anabolen steroïden werkt. In groep 2 plaats je de sporten waarbij bloeddoping werkt. In groep 3 plaats je de sporten

          waarvan jij denkt dat alleen doping via anabole steroïden of alleen bloeddoping niet zoveel zin heeft.

          Wielrennen, sprinten, 800 meter rennen, 25 meter zwemmen, gewichtheffen, hoogspringen, de marathon, schaken,

          volleyballen, voetballen.

          Groep 1: ______________________________________________

          Groep 2: ______________________________________________

          Groep 3: ______________________________________________

     20. Zoek op internet een dopingschandaal op. Probeer te ontdekken of het bij dat geval om bloeddoping, om anabolen

          steroïden of om een andere soort doping gaat. Noteer kort wat je gevonden hebt. 

Vragen over paragraaf 5 (keuzestof)

 

Vul in.

 

  1. Noem drie goede eigenschappen van glas.
  2. Noem drie minder goede eigenschappen van glas. 
  3. In auto’s wordt geen normaal glas gebruikt. Dat glas wordt bewerkt. Wat is het doel van de bewerking? 
  4. Waarvoor worden in de modern technologie glas vezels gebruikt? Noem twee toepassingen. 
  5. Zoek minstens een voordeel op van een glasvezel leiding ten opzichte van een koperen leiding. 
  6. Keramisch materiaal en glas zijn vergelijkbare materialen. Noem twee overeenkomsten.
  7. Noem twee verschillen tussen keramisch materiaal en glas. 
  8. Noem vier voorwerpen die je dagelijks gebruikt en die van keramisch materiaal zijn gemaakt. 
  9. Waarom proberen autofabrikanten keramische motoren te ontwikkelen? 
  10.  Zoek op internet minstens twee andere toepassingen van keramisch materiaal.