BUIGBAAR?
Proef 1 bij paragraaf 1
INLEIDING
De meeste fabrieken hebben een onderzoeksafdeling. Dat noem je een laboratorium. Daarin wordt ook onderzoek gedaan naar materialen. Op een strandzeiler zit een mast. Die moet buigbaar zijn. Van welk materiaal kun je die het beste maken? Je moet, voordat je over het materiaal beslist, de buigbaarheid van materialen gaan onderzoeken. Van dat onderzoek maak je een rapport. Daaruit kan iemand anders lezen welk materiaal het beste buigbaar is. Hieronder zie je hoe zo’n onderzoeksrapport eruit kan zien.
ONDERZOEKSVRAAG
- Hoe buigbaar is een materiaal?
Deze vraag kan alleen juist beantwoord worden als alle onderzochte materialen even lang, even breed en even dik zijn. Omdat dat voor hout, kunststof en metaal niet exact te regelen is, meet je die maten bij dit onderzoek. Als de afmetingen aardig op elkaar lijken, kun je toch een conclusie trekken.
WAT HEB JE NODIG?
• hout, kunststof en metaal
WAT MOET JE DOEN?
• Voer het onderzoek uit en vul het onderzoeksrapport in.
ONDERZOEKSPLAN
Conclusie
Het materiaal wat het meeste doorbuigt is_________________
Het materiaal wat het minst doorbuigt is___________________
VRAGEN
______________________________________________
2. Je kunt ook twee keer zo langs strippen nemen. Vind je dan meer of minder doorbuiging?
______________________________________________ ______________________________________________
3. En als ze nu twee keer zo dik waren geweest?
____________________________________________________________________________________________
Ruim alles weer netjes op!
Proef 2 bij paragraaf 2
INLEIDING
Veel voorwerpen zijn van metalen gemaakt. Denk maar aan de potten en pannen in de keuken, het bestek, de carrosserie van een auto, je fiets. Het ene metaal blinkt, het andere roest, weer een andere is heel duur. Je moet metalen dus kunnen onderscheiden. Hoe dat kan, onderzoek je in deze proef.
ONDERZOEKSVRAAG
- Hoe kun je metalen van elkaar onderscheiden?
WAT HEB JE NODIG?
WAT MOET JE DOEN?
Conclusie
Metalen kun je ook onderscheiden door te kijken naar: ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
Ruim alles weer netjes op!
Verzinken
Proef 3 bij paragraaf 2
INLEIDING
IJzer roest. Daardoor wordt het ijzer minder sterk, je maakt er je kleren vuil aan en het is meestal minder mooi. Om dat roesten te voorkomen, kun je het ijzer inpakken met een ander metaal, dat niet roest. Een materiaal dat daar geschikt voor is, is zink.
ONDERZOEKSVRAAG
- Hoe werkt verzinken?
WAT HEB JE NODIG?
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
Conclusie
Metalen kun je ook onderscheiden door te kijken naar: __________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________________________________________________________
Ruim alles weer netjes op!
Proef 4 bij paragraaf 3
INLEIDING
Grote graafmachines hebben soms geen wielen, maar grote ‘kettingen’ voor de aandrijving. Zo’n machine heet dan een rupsvoertuig. Hoe komt zo’n machine nu vooruit? Daarover gaat deze proef.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Een model van Lego zoals in figuur 40
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
Resultaat:
_____________________________________________
_____________________________________________
Conclusie
Met een rupsvoertuig kun je in __________________________________richtingen bewegen.
• Ruim alles weer netjes op!
Proef 5 bij paragraaf 3
INLEIDING
Als je een fiets met een rupsvoertuig vergelijkt, dan is er een overeenkomst. Ze hebben alle twee een ketting. Bij het rupsvoertuig zijn alleen de wielen weggelaten. Het rupsvoertuig rijdt eigenlijk op zijn ketting. Wat doet de ketting? Dat ga je nu onderzoeken.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Een model van Lego zoals in figuur 41
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
_________________ keer.
Het grote tandwiel heeft ___________________ tanden.
Het kleine tandwiel heeft ___________________tanden.
• Monteer op de plaats van het kleine tandwiel een grotere tandwiel.
• Los het probleem op.
Heb je versnellingen op je fiets? Dan kom je hetzelfde
probleem tegen. Op de achteras zitten immers verschillende
tandwielen. Als je een andere versnelling kiest, loopt de ketting
over een ander tandwiel. Toch hoef je geen andere ketting op
te leggen.
Conclusie
De ketting brengt de kracht van je spieren over van
____________________________ naar
_____________________________________________
Proef 6 bij paragraaf 3
INLEIDING
In een centrifuge kun je de was snel drogen. De natte was zit in een trommel die snel ronddraait. Daardoor vliegt het water uit de was.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
WAT MOET JE DOEN?
• Bedenk hoe je met tandwielen en kettingen iets heel snel kunt
laten ronddraaien.
In een wasmachine zorgt een v-snaar voor de overbrenging.
Vragen
In een echte centrifuge zit geen ketting, maar een v-snaar. Dit is niet voor niets. Er kan wasgoed klem komen te zitten, of de centrifuge is te zwaar beladen. In die gevallen draait de motor niet.
2. Waarom gebruik men in een centrifuge een v-snaar en geen ketting? __________________________________________________________________________________________________________________________________________
In een wasmachine zit ook een trommel. Maar die draait langzaam rond. Toch kun je hiervoor dezelfde motor gebruiken als voor de centrifuge.
3.Maak van je oplossing een schets in figuur 44.
Conclusie
Als je iets langzaam wilt laten draaien, is het aandrijfwiel groot/klein en het aangedreven wiel groot/klein
Proef 7 bij paragraaf 3
INLEIDING
Uit de motor van een auto steekt een as die ronddraait: de motoras. Via een aantal tandwielen wordt die draaiing overgebracht op de wielen. De bak waarin al die tandwielen zitten, heet de versnellingsbak. In figuur 48 staat daarvan een model.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Een model van Lego van een versnellingsbak.
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
_____________________________________________
_____________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
a. Hoe vaak draait dit rond als het middelgrote tandwiel tien keer ronddraait?_________________ keer.
b. Uitleg: _______________________________________
De motoras van de auto draait snel rond. Bij het wegrijden draaien de wielen langzaam rond.
In je model heb je verschillende tandwielen.
______________________________________________
Wanneer de automobilist naar een hogere versnelling schakelt, worden in de versnellingsbak andere tandwielen gecombineerd.
Antwoord: _______________________________________
Conclusie
Met een versnellingsbak kun je tandwielen sneller/langzamer laten draaien.
• Ruim alles weer netjes op!
Proef 8 bij paragraaf 3
INLEIDING
Met een vertraging wordt een constructie van tandwielen bedoeld. Er is een tandwiel dat aangedreven wordt. Er is ook een tandwiel dat heel langzaam draait. Daartussenin zitten andere tandwielen. Bij een vertraging van 100 draait dit laatste tandwiel 100 keer zo langzaam rond als het tandwiel dat aangedreven wordt.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Een Legobox.
WAT MOET JE DOEN?
• Ontwerp een aandrijving met de grootst mogelijke vertraging.
Schets je oplossing in figuur 47.
Vragen
1. Bepaal de vertraging van jouw aandrijving. Resultaat:
__________________________________________________
__________________________________________________
2. Had je deze vertraging ook uit kunnen rekenen? Zo ja, doe het dan. Zo nee, leg dan uit waarom niet. __________________________________________________ __________________________________________________
Conclusie
Bij een vertraging kun je de vertraging uitrekenen door __________________ te tellen op de verschillende _________.
• Ruim alles weer netjes op!
Proef 9 bij paragraaf 3
INLEIDING
De motor van een helikopter drijft twee propellers aan. De tweede propeller zit vaak achter op de staart van de helikopter. Die is nodig, omdat de helikopter anders om zijn as gaat draaien.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Een Lego-model zoals in figuur 48.
WAT MOET JE DOEN?
De kleine propeller zit een stuk van de motor af. Bovendien draait hij in een ander vlak. Dat kun je regelen met wormwielen. Je onderzoekt nu hoe zo’n wormwiel werkt.
Conclusie
Een draaiing kun je verplaatsen met behulp van ____________
• Ruim alles weer netjes op!
Proef 10 bij paragraaf 4
INLEIDING
Soms lijken stoffen veel op elkaar. Dat geldt ook voor maïzena en poedersuiker.
ONDERZOEKSVRAAG
- Hoe onderscheidt je stoffen van elkaar?
WAT HEB JE NODIG?
• Een schepje met maïzena
• Een schepje met poedersuiker
• Twee bekerglazen
• Een schepje/spatel
• Een roerstaafje
WAT MOET JE DOEN?
• Je krijgt twee flesjes met de stoffen maïzena en poedersuiker. Bekijk de stoffen zonder de flesjes open te maken.
Vragen
Conclusie
Poedersuiker en maïzena kun je onderscheiden door __________________________________________________
Proef 11 bij paragraaf 4
INLEIDING
Stoffen heb je in allerlei soorten. Sommige zijn vloeibaar, andere vast, de kleuren verschillen, ze voelen anders aan. Dat komt door de eigenschappen van die stof. Op basis van de eigenschappen kun je bijvoorbeeld uitmaken of de ene heldere vloeistof water is en de andere wasbenzine. In deze proef onderzoek je verschillende eigenschappen van stoffen.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
• Zestien stoffen in flesjes
WAT MOET JE DOEN?
• Je krijgt zestien flesjes. Je mag de flesjes openmaken om te ruiken. Maar je mag de stoffen beslist niet proeven!
• Vul in tabel 4 de gegevens van de zestien stoffen in. Noteer:
Vragen
____________________________________________
Proef 12 bij paragraaf 4
INLEIDING
Als het in de zomer warm is, hou je een ijsje niet lang goed. Kijk je niet uit, dan loopt het ijs aan de onderkant uit het hoorntje. Er
verandert dus iets aan de stof ijs als het steeds warmer wordt.
Die verandering onderzoek je in deze proef.
ONDERZOEKSVRAAG
- Wat gebeurt er bij het smeltpunt met een stof?
WAT HEB JE NODIG?
• Een kaarsje met houder
• Een kladblaadje
• Lucifers
• Een klok of horloge
WAT MOET JE DOEN?
• Zet de kaars op het kladblaadje en steek hem aan.
• Laat de kaars ongeveer 1 minuut branden en blaas hem dan
uit.
Vragen
vallen. Wacht ongeveer 1 minuut. Kijk intussen goed
naar de druppel kaarsvet.
Conclusie
Stoffen gaan bij het smeltpunt over van ________________ naar _________________
• Ruim alles weer netjes op!
Proef 13 bij paragraaf 4
INLEIDING
Wielrenners verbruiken zeel energie. Stoffen die veel energie bevatten zijn koolhydraten en zetmeel. Daar moet een sporter dus voldoende van eten. In deze proef onderzoek je van enkele levensmiddelen of er zetmeel in zit. Daarbij maak je gebruik van de wetenschap dat jodium zetmeel verkleurt.
ONDERZOEKSVRAAG
WAT HEB JE NODIG?
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
Ruim alles weer netjes op!
Proef 14 bij paragraaf 4
INLEIDING
Sommige sporters gebruiken doping. Daarom moeten sporters na afloop van een wedstrijd soms een plasje doen. In een lab wordt de urine dan onderzocht. Als eerste wordt meestal gemeten of de urine meer of minder zuur is dan normaal. In deze proef onderzoek je hoe dat werkt. Alleen onderzoek je geen urine, maar 7-up en citroensap.
ONDERZOEKSVRAAG
- Hoe bepaal je, zonder te proeven, hoe zuur een vloeistof is?
WAT HEB JE NODIG?
WAT MOET JE DOEN?
Vragen
2. Van welke vloeistoffen verbaast het je dat ze zuur zijn? ______________________________________________
Conclusie
Je kunt onderzoeken of een vloeistof zuur is door __________________________________________________
Ruim alles weer netjes op!