Voor je start met het zoeken naar informatie/literatuur is het belangrijk om voor jezelf eerst te bepalen wat je precies zoekt. Lukraak aan een zoekopdracht beginnen, leidt niet vaak - of in ieder geval niet snel - tot een betrouwbaar resultaat. Eerst een goede probleemstelling formuleren bespaart je heel wat werk, doordat je heel gericht kunt zoeken naar de nodige informatie. Naar welke informatie ben je precies op zoek? Wat wil je te weten komen? Ben je op zoek naar heel algemene informatie over je onderwerp of spitst je onderzoek zich toe op bepaalde deelaspecten?
2.1.1 : Van onderwerp tot probleemstelling
Op basis van onderstaande vragen kun je een specifieke en scherp omlijnde opdracht of probleemstelling formuleren.
Hoeveel tijd heb ik gekregen voor mijn opdracht? Referenties opzoeken en documenten lezen kost immers wel wat tijd en je moet die voor jezelf realistisch indelen.
Hoe uitgebreid moet bijv. mijn paper zijn? Soms mag je je beperken tot recente literatuur; in andere gevallen moet je een uitgebreide literatuurlijst opstellen en dus ook oudere literatuur doornemen.
Hoe luidt de precieze opdracht? Soms moet je enkel literatuur verzamelen; in andere gevallen moet je deze ook kritisch met elkaar vergelijken.
Het grootste probleem bij het doen van bijv. een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag.
Probeer bij deze centrale vraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden.
2.1.2 : Van probleemstelling tot zoektermen
Uit je probleemstelling kun je zoektermen afleiden. Deze zoektermen vormen de basis van je zoekacties. De kunst bestaat eruit om met zo weinig mogelijk zoektermen zoveel mogelijk relevante en zo weinig mogelijk irrelevante publicaties terug te vinden.
Om geschikte zoektermen te vinden, kun je het beste eerst basisinformatie opzoeken in naslagwerken (zie module 1). Kijk hiervoor in bijvoorbeeld (online) encyclopedieën, (vak)woordenboeken. Met deze eerste basiskennis in het achterhoofd kun je de zoektermen vormen.
Er zijn verschillende relaties binnen een zoekterm:
Afkortingen: Afkortingen van termen die te maken hebben met je onderwerp, bijv. BSE.
Synoniemen: Een "synoniem" van een zoekterm is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis, bijv. fiets/rijwiel.
Vertalingen: Het is in de meeste gevallen noodzakelijk om bijvoorbeeld Engelse vertalingen van je zoektermen te gebruiken. Denk bij vertalingen naar het Engels ook aan het verschil tussen Brits (bv. behaviour) en Amerikaans (bijv. behavior) Engels en aan Latijnse benamingen.
Enkel- of Meervoud: Dit spreekt voor zich, maar hou hier rekening mee bij het formuleren van je zoekactie.
Samenstellingen: In het Nederlands spel je samenstellingen in principe als één woord (bijv. online), terwijl in het Engels samenstellingen in principe juist opgebouwd worden uit losse woorden (bijv. on line).
Narrower term: Een "narrower term" is een term die in relatie staat tot het zoekterm, maar een beperktere betekenis heeft. Dit is dus een nauwere zoekterm.
Broader term: Een "broader term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm, maar een ruimere betekenis heeft. Dit is dus een ruimere zoekterm.
Related term: Een "related term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm binnen de context van je onderwerp.
Als je de beginzoektermen van je probleemstelling aanvult met vertalingen, synoniemen, broader terms, narrower terms, etc., kom je tot een goede set van zoektermen.