De zon komt ’s morgens in het oosten op, klimt schuin omhoog tot hij in het zuiden de hoogste stand bereikt, daalt daarna en gaat in het westen onder. Dit komt doordat de aarde in 24 uur om zijn as draait. We spreken dan ook van de schijnbare beweging van de zon. Schijnbaar dus, want de zon is zorgt niet zelf voor de beweging die wij zien. Dit lijkt alleen maar zo.
Het oudste instrument dat wij kennen om de hoogte van de zon te bepalen is de zonnewijzer. De simpelste zonnewijzer is een stok die rechtop staat, zoals je hiernaast kunt zien.
Als de zon klimt, wordt de schaduw korter en vanaf het ogenblik dat hij zijn hoogste punt is gepasseerd, wordt de schaduw weer langer.
Hoe hoog de zon staat, drukken we uit in de zonshoogte (de hoek h in de figuur). De zon staat in het zuiden als de zonshoogte maximaal is. De maximale zonshoogte verandert in de loop van het jaar. Dat komt doordat de aardas een beetje schuin staat, ten opzichten van het vlak waarin de aarde om de zon draait. In de zomer staat de zon hierdoor ’s middags hoog aan de hemel en in de winter erg laag. In ons land varieert de maximale zonshoogte van 14,5° op 21 december tot 61,5° op 21 juni.