Door: Theo Geudeke, Gezondheidsdienst voor Dieren
Inleiding
Hoe kun je er als varkenshouder voor zorgen dat de geboorte van de biggen zo voorspoedig en snel mogelijk verloopt? Uit onderzoek blijkt dat een vlot verlopend geboorteproces een positieve invloed heeft op de overlevingskansen van de biggen. Daarnaast is een spoedige opname van zoveel mogelijk biest van essentieel belang voor de biggen. De voorsprong van een goede start blijkt zelfs nog duidelijk meetbaar bij de vleesvarkens.
Vragen
Video Werpproces en biestperiode
Werpproces
1. Een goede start geeft een voorsprong. Hoe kun je zorgen dat de geboorte van de biggen voorspoedig en snel verloopt? Vat het samen in een aantal korte kreten. Welke aanpak heeft jouw prioriteit?
2. Wanneer begin het nestelgedrag? Zou jij hier mogelijkheden voor geven?
3. Wat is verschil in duur van het geboorteproces van een loslopende zeug of een zeug in een kraambox ?
4. Hoe zou jij toezicht houden tijdens het werpen? Hoe intensief? Hoe regelmatig?
5. Op basis waarvan zou jij besluiten in te grijpen? Hoe?
6. Welke nabehandeling zou jij aan de zeugen geven na eventuele geboortehulp? Hoe zou je dat doen? Met welke hulpmiddelen? Waarom?
7. Binnen hoeveel tijd moet de nageboorte afkomen? Wanneer en hoe grijp jij in?
8. Zou jij ervoor kiezen om de dracht te verlengen? Zo ja, in welke situaties? Zo nee, waarom niet?
9. Zou jij gebruik maken van geboorte-inductie en geboortebespoediging? Leg uit! Op welke plek zou jij dit inspuiten? Waar let jij op bij de dosering?
Biestperiode:
10. Hoe zou jij in de biestperiode controleren of de biggen voldoende biest opnemen?
11. Hoe lang worden de antistoffen in biest opgenomen?
12. Wat bepaald hoe lang dit proces van antistoffenopname via de biest duurt?
13. Hoe veel keer moet een big biest opnemen?
14. Hoe vaak per dag laat een zeug de melk schieten? Duur per keer?
15. Hoe lang produceert een zeug biest?
16. Wanneer is de speenvolgorde vastgesteld?
17. Wat zou jij doen als de zeug zelf geen biest produceert?
18. Zou jij biggen overleggen? Hoeveel? Wanneer? Welke?
19. Welke zeugen zou jij als pleegzeug kiezen?
20. Welke behandelingen zou jij uitvoeren bij je zeugen en bij je biggen? En waarom?
21. Wat zou jij doen met zwakke biggen? En met kansloze biggen? En met risicovormende biggen?
22. Wat zouden bij jou indicatoren zijn om te bepalen of een big slecht, matig of goed is?
23. Hoe kun je beoordelen of een big dood is gegaan tijdens het werpen of al eerder?
24. Welke oorzaken worden genoemd voor doodgeboren biggen?
25. Hoe zou jij als ondernemer het aantal doodgeboren biggen kunnen beperken?
Spenen:
26. Waarom zijn speenbiggen zo gevoelig?
27. Op welk moment zou jij vaccineren? Waarom op dat moment?