Begrippen

Voordat je je trainingsplan kunt gaan opstellen, zijn er bepaalde begrippen die je als vaktaal tijdens het trainen moet gebruiken. Deze begrippen vind je hieronder uitgelegd.

Aversive stimulus

Alles wat een dier wil vermijden, bijvoorbeeld een vangnet, een ander dier, een geluid, een geur, enz.

Trainingsmethoden

Er zijn vier verschillende manieren om een dier te trainen:

  1. Positive reinforcement (of: positieve bekrachtiging)
  2. Positive punishment (of: positieve correctie)
  3. Negative reinforcement (of: negatieve bekrachtiging)
  4. Negative punishment (of: negatieve correctie)

Dus samengevat:

  1. Positive reinforcement: iets wordt toegevoegd aan de omgeving, waardoor de frequentie van het gedrag toeneemt.
  2. Positive punishment: iets wordt toegevoegd aan de omgeving, waardoor de frequentie van het gedrag afneemt.
  3. Negative reinforcement: iets wordt weggehaald uit de omgeving, waardoor de frequentie van het gedrag toeneemt.
  4. Negative punishment: iets wordt weggehaald de omgeving, waardoor de frequentie van het gedrag afneemt.

Afbeelding 1: een schematische weergave van de verschillende trainingsmethoden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder staat per trainingsmethode een voorbeeld ter verduidelijking:

Je kan positive punishment ook snel verkeerd toepassen. Stel, je komt thuis en je ziet dat de hond in huis heeft geplast. Zodra je hond opgewekt tegemoetkomt, straf je hem door hem met zijn neus in de plas te drukken. Omdat je de straf niet toediende op het moment van plassen, straf je juist het gedrag wat hij nu doet: het enthousiast op je afkomen. De hond zal een volgende keer minder enthousiast op je afkomen!

Of: je haalt slechte cijfers en komt met een slecht rapport thuis. Het gevolg: je krijgt huisarrest. Eigenlijk wordt het gedrag gestraft: je rapport laten zien, niet het gedrag: niet maken van huiswerk. Beter zou het zijn om te belonen als er een hoog cijfer wordt gehaald of als het huiswerk wordt gemaakt.

Vaak wordt niet voor negative punishment  als trainingsmethode gekozen. Het weghalen van speelgoed of soortgenoten wordt vrijwel nooit toegepast bij het trainen van dieren en is met bijvoorbeeld positive reinforcement ook helemaal niet nodig.

Zoals je hebt kunnen lezen is er dus een duidelijk verschil tussen punishment in de zin van straffen en punishment in de terminologie van diertraining. Om verwarring bij bezoekers te voorkomen, wordt er vaak in dierentuinen gezegd dat ze nooit straf gebruiken om dieren te trainen. Dit komt omdat de meeste bezoekers een ander beeld van punishment hebben dan de trainers. Er wordt tijdens het trainen namelijk al gesproken van een punishment als een bepaald gedrag afneemt als gevolg van de training!

Shaping

Shaping betekent: alle kleine stapjes die een dier in een training doorloopt om uiteindelijk tot een geheel van gedragingen te komen, welke op een signaal uitgevoerd worden. Ieder stapje brengt het dier dichter bij het gedrag dat je wilt zien. Denk aan de treden van een ladder: je leert dieren tree voor tree gedrag aan, totdat ze het hele gedrag hebben geleerd. Je beloont alleen dat gedrag dat in de richting van het gewenste gedrag gaat (dus liggen om te rollen, of op de zij liggen bij het rollen). Je beloont alleen de tree omhoog, niet omlaag.

Afbeelding 2: shaping is het aanleren van gedrag trede voor trede op de ladder.

Bij het shapen is het wel belangrijk dat je criteria vaststelt. Hierin leg je vast wat goed is en wat fout is. Er is dus geen grijs gebied. Een dier moet DAT laten zien en anders geen beloning!

Er zijn verschillende shaping technieken, zoals scanning, tageting, modeling en mimicry. Deze zijn hieronder verder uitgelegd.

Afbeelding 3: bij scanning beloon je natuurlijk gedrag wat een dier "ineens" laat zien, zoals bijvoorbeeld het op de rug gaan liggen bij een dolfijn.

Afbeelding 4: bij targetting leer je het dier met een lichaamsdeel een target aan te raken.

Afbeelding 5: bij modeling laat je een dier zien wat de bedoeling is.

Afbeelding 6: vogels leren vaak praten door middel van mimicry.

 

Bij het gebruik van shaping gelden er 10 wetten:

  1. Gebruik kleine stapjes
  2. Train één stap tegelijk (bijvoorbeeld bij het aangeven van de staart voor bloedafname kunnen de stappen zijn: aanraking toestaan, vasthouden toestaan, kalm blijven en lang vasthouden toestaan, druk op staart accepteren, uiteindelijk injectie accepteren.)
  3. Varieer de beloning voordat je naar de volgende stap gaat. Dus: grote/ kleine beloning, uitgestelde beloning (waarbij het dier langer het gewenste gedrag moet vertonen voordat het de beloning krijgt) of een ander type beloning (bijvoorbeeld een aanraking in plaats vanvoedsel).
  4. Accepteer dat een dier het geleerde tijdelijk minder goed doet bij het aanleren van een nieuwe stap. Het is vrij normaal dat een dier tijdelijk de vorige stappen minder goed doet als iets nieuws wordt aangeleerd. Accepteer dit voor een tijdje.
  5. Plan vooruit: hou het trainingsplan in gedachten en weet wat het doel is.
  6. Verander niet van trainer tijdens de stappen: probeer zoveel mogelijk dezelfde trainer(s) tijdens de stappen te houden.
  7. Als iets niet werkt: verander dan het plan. Als een dier de volgende stap verkeerd blijft doen, is de stap misschien te lastig of te groot. Pas het plan dan aan.
  8. Stop de sessie niet onnodig, zorg voor een reden om de sessie te stoppen. Hou hierbij je focus, raak niet afgeleid en stop de sessie niet zonder goede reden.
  9. Doe een stap terug wanneer nodig: dieren kunnen soms iets vergeten of verward raken. Neem dan een stap terug in het trainingsplan, om hun geheugen op te frissen.
  10. Eindig een sessie positief: eindig met succes, niet met frustratie bij een dier. Stop de training pas als het dier iets goed doet, ook al is het een simpele oefening! Eindigen met succes houdt het leuk voor het dier.

Stimulus control en discriminative stimulus/ SD

Als je een gedrag hebt getraind, dan wil je dat het dier dit gedrag laat zien op commando. Je hebt dan controle over de stimulans (het commando), oftewel stimulus control. De technische naam voor het signaal of teken is discriminative stimulus, of SD. Welk signaal gegeven wordt, is meestal afhankelijk van hoe het gedrag gebruikt gaat worden. Filmtrainers doen bijvoorbeeld veel op gebaren, omdat ze tijdens het filmen geen geluid mogen maken.

Je kan controleren of een gedrag onder controle is (of er stimulus control is). Als er stimulus control is, dan:

  1. wordt het gedrag altijd getoond direct nadat de SD gegeven is. ( een hond gaat zitten op het signaal)
  2. wordt het gedrag nooit getoond zonder dat de SD gegeven is. (een hond gaat nooit spontaan zitten tijdens een trainingssessie)
  3. wordt het gedrag nooit vertoond nadat een andere SD gegeven is. ( een hond gaat niet zitten als je “af” zegt)
  4. wordt er geen ander gedrag getoond bij de SD. (een hond gaat niet liggen als je “zit” zegt)

Typen contact

Tijdens het trainen zijn er verschillende typen contact met het dier mogelijk. Bij het bepalen van het type contact let je altijd op jouw veiligheid, de veiligheid van het dier en waarbij het dier zich het prettigst voelt.

De verschillende manieren waarop je contact kan hebben zijn:

Afbeelding 7: Free contact met een olifant.

Afbeelding 8: Semi-protected contact met een olifant.

Afbeelding 9: Protected contact met een olifant.

Afbeelding 10: Confined contact met een olifant.

Primaire reinforcers

Een primaire reinforcer iets wat een dier ziet als een beloning, zonder dat het er op getraind en wat in een basisbehoefte voorziet. Denk bijvoorbeeld aan voedsel, aandacht of een aanraking.

Bij deze hond is het krabben van de rug een prima primaire reinforcer:

Secundaire reinforcers

Een secundaire reinforcer is iets dat als beloning kan dienen nadat is aangeleerd dat het een beloning is door het te associëren met een primaire reinforcer.

Geconditioneerde reinforcer/ Brug

Een geconditioneerde reinforcer of brug is een signaal dat betekent: DAT gedrag was goed! Een brug is eigenlijk een secundaire reinforcer!

Een brug kan een geluid, een signaal en/ of een gevoel zijn. De brug moet een signaal zijn wat verder nooit in de omgeving van het dier voorkomt, om verwarring te voorkomen. Een brug kan ook door verschillende trainers gebruikt worden (het fluitje blijft hetzelfde klinken). Het gebruik van een stem kan verwarrend werken als een dier de brug niet begrijpt als de stem hoger of lager is.

Je kan een brug of een geconditioneerde reinforcer om verschillende redenen gebruiken.

Meestal wordt een brug gebruikt als de primary reinforcer niet op het juiste moment bij het dier kan zijn. Denk maar eens aan een dolfijn die hoog in de lucht een bal moet aantikken. Je kan dan op het moment dat het dier de bal aanraakt niet direct een visje als beloning in de bek krijgen. Je hebt dan een secundaire reinforcer nodig die betekent: DAT gedrag was goed en je mag nu je beloning komen halen voor DAT gedrag.
Afbeelding 11: het is lastig om een visje aan de dolfijn te geven, precies op het moment dat hij de trainer de lucht in gooit. Een brug kan dan uitkomst bieden als beloning.
 
Soms wisselt gedrag ook heel snel af, waardoor je een hele korte tijd voor een beloning hebt. Een brug kan direct op het juiste moment gegeven worden, zodat het dier de link kan leggen tussen het beloonde gedrag en de beloning.
Ook kan het zijn dat je een bepaald gedrag uit een hele gedragsketen wilt isoleren voor een training. Ook hierbij kan een brug erg waardevol zijn in het aanleren van het gewenste gedrag.
 
Je leert een brug aan via klassieke conditionering (denk maar aan de honden van Pavlov). In het geval van een clicker gaat het als volgt: je clickt als het dier aan het eten is. Vervolgens klik je direct voor het voeren van het dier, zodat het de link tussen de click en het eten gaat leggen. Als het dier de link begrijpt, kun je clicken op het moment dat het dier het gewenste gedrag vertoont en kun je daarna wat voedsel geven.

Afbeelding 12: Het principe van klassieke conditionering en het aanleren van een geconditioneerde reinforcer nogmaals uitgelegd.

Target

Een voorwerp wat gebruikt wordt tijdens de training en wat het dier moet aanraken met een lichaamsdeel, zoals de neus, een oor of een poot.

Een target kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden:

Afbeelding 13: Een target kan van alles zijn: van een stok met een bal tot aan pen, een breinaald of een hand.

Station/ basisplaats

De plaats waar een training begint en eindigt en waar het dier de beloning kan ophalen bij gebruik van een brug. Dit kan bijvoorbeeld een kleedje zijn of een vaste plek binnen het dierverblijf.

Recall

Een recall is een signaal dat aangeeft dat het dier terug moet komen naar het station.

Delta

Een delta is een waarschuwing voor het dier dat er een aversieve stimulus gebruikt gaat worden. Bijvoorbeeld door het te laten zien van een plantenspuit met water of een tuinslang.

"No"/ "Nee"

No of Nee is een variatie op het delta signaal. Waar een clicker betekent "goed zo" (een secundaire reinforcer), is “no” is eigenlijk een secundaire punisher. Het signaal “no” kan een dier helpen om te begrijpen welk gedrag je wel wilt, door het ongewenste gedrag te verminderen.

Het signaal is te vergelijken met het “warm/ koud” spel. In dit geval is het woord "warm" de reinforcer en "koud" de punisher (geeft je aan dat die richting niet gewenst is).

Continue signaal

Het continue signaal is een speciaal gebaar om aan te geven dat een dier het goed doet, maar nog wel verder door moet gaan met dat gedrag. Het doel van dit signaal is om het dier aan te moedigen, zonder dat het terug komt naar het station. Het heeft dus de betekenis van : "ik ben je beloning niet vergeten, maar je moet nog even doorgaan".

Het continue signaal wordt vaak gegeven tijdens bijvoorbeeld een medisch onderzoek.

Chaining

In het geval van chaining is het stoppen van een gedraging het signaal om een ander gedrag te starten. Een voorbeeld van chaining vind je vaak in films met dieren. Bijvoorbeeld een hond loopt naar de deur, pakt de krant, loopt terug naar de baas en geeft de krant aan de baas.

Bij chaining wordt één signaal gegeven voor de hele chain (of ketting), niet voor ieder gedrag afzonderlijk.

Onderstaand filmpje laat een dolfijnentraining zien, met een (korte) chain op het einde:

Husbandry training

Husbandry is verzorgen van de dieren, op de manier die het meest geschikt is voor het dier. De verzorging sluit dus aan bij de eisen van het dier.

Husbandry training is een training die de juiste verzorging van de dieren ondersteunt en verbetert. Het heeft als voordeel dat er minder stress is bij zowel het dier als de trainer/ verzorger, omdat het dier heeft geleerd om mee te werken en niet meer geforceerd hoeft te worden.

Er zijn verschillende soorten husbandry training:

In het geval van een medische training is het wel verstandig om te overleggen met de dierenarts, zodat je weet welke behandelingen hij kan geven aan het dier en welke instrumenten hij hiervoor gebruikt. Op die manier kun je je training hierop aanpassen.