Soms worden slechte gewoonten nu eenmaal ontwikkeld. Het gebeurt de beste dieren en de beste trainers wel eens: een dier ontwikkelt een slechte gewoonte of het getrainde gedrag wordt minder goed. Het is dan soms lastig om een oplossing te bedenken, want waar begin je?
Er zijn in dat geval een aantal vaste stappen die je als trainer kan doorlopen op weg naar een oplossing.
Het kan een uitdaging zijn om dieren uit een sociale groep te trainen. Je hebt in dit geval de keuze om de dieren één op één te trainen of in een groep te trainen. Bij het één op één trainen kunnen dieren van elkaar gescheiden worden door een barrière of door aparte plaatsen in een verblijf te gebruiken. Soms worden dieren in een groep getraind, waarbij de overige groepsleden nog contact kunnen maken. Je kan dan ieder dier tijdens de training een eigen target geven of eigen stations te gebruiken. In onderstaand filmpje kun je zien hoe je een hele groep dieren tegelijk kan trainen:
Soms kun je tijdens een trainingssessie te maken krijgen met agressie van het dier. Deze agressie kan gericht zijn naar een soortgenoot, maar kan ook naar de trainer gericht zijn.
Agressie is een natuurlijke reactie van het dier en wordt vaak uitgelokt door één van de volgende mogelijkheden:
Overigens is een mislukking van agressief gedrag een aversieve stimulus. Een jonge chimpansee in de pubertijd die agressief reageert naar het dominante mannetje en vervolgens een aframmeling krijgt, zal dit niet meer zo snel doen! Hij wil deze ervaring voorkomen en laat voortaan minder tot geen agressief gedrag zien. Uiteraard totdat hij weer voldoende moed heeft verzameld natuurlijk...
Als trainer is het lastig om een dier te trainen dat agressief gedrag vertoont. Je kan hier op verschillende manieren mee omgaan:
Tijdens het trainen kan een dier ook angstig reageren op de trainer of de omgeving. Leg op dat moment de training even stil en zoek naar de oorzaak van de angst. Als het mogelijk is, verwijder je het object of verander je de omgeving. Kan dat niet, dan stop je de training en geef je het dier extra tijd om te wennen aan het object of the omgeving. Door gewenning zal op den duur de angst uit doven. Je kan als trainer dit traject (soms) versnellen door een positieve lading te geven aan de object van de angst. Bijvoorbeeld door het dier te voeren en het object steeds dichterbij te leggen. Op die manier gaat het dier het object associëren met voer, waardoor het minder eng wordt. Let wel op dat je niet te snel gaat! Zoals eerder gezegd: het duurt veel langer om een negatieve ervaring terug te draaien dan de kleine stapjes in de goede richting zetten!
Ga pas verder met de training als het dier volledig gewend is aan het object of de omgeving!
In het geval van een angst voor een oncontroleerbaar iets, zoals onweer, kun je het beste niet trainen tijdens het onweer.
Superstitious gedrag is vrij vertaald "bijgelovig gedrag". Hierbij legt een dier een ongewenste link tussen een signaal en het vertoonde gedrag. Denk maar eens aan een hond. Deze hond hoort een luide knal terwijl hij uit zijn voerbak eet. Hij schrikt erg van de knal en rent weg. De volgende dag krijgt de hond te eten, kijkt angstig naar de voerbak en loopt weg. Hij eet niet meer. De hond heeft een link gelegd tussen de harde knal (die eng was) en de voerbak. Het gevolg? De voerbak is nu ineens ook eng...
Of: Een dolfijn krijgt vis. Tijdens het voeren maakt hij ineens een draai om de as, net op het moment dat hij een visje krijgt. De dolfijn denkt dat de vis een beloning voor het draaien was en draait nu zodra hij een visje ziet.
Bovenstaande voorbeelden zijn veroorzaakt door toeval. Maar superstitious gedrag kan ook veroorzaakt worden door een verkeerde timing van de geconditioneerde reinforcer. Wanneer deze op het verkeerde moment (te vroeg of te laat) gegeven wordt, beloont de trainer dus het verkeerde gedrag! Ook kan superstitious gedrag ontstaan door een slechte observatie van de trainer. Een hond moet bijvoorbeeld op zijn rug liggen. De trainer geeft een beloning op het moment dat de hond op zijn rug ligt, maar ziet niet dat de hond zijn poot beweegt. De hond kan nu denken dat hij een beloning kreeg voor het bewegen van de poot en laat dit volgende keer weer zien, tegen de wens van de trainer in. Als laatste kan superstitious gedrag ook veroorzaakt worden door een onduidelijk gegeven commando. Het dier leert uiteindelijk het gedrag te laten zien op het onduidelijke commando en reaeert niet meer op het ondudielijke commando.
Het lijkt nu of superstitious gedrag altijd iets slechts is. Maar dat is niet waar. Het kan namelijk ook gebruikt worden om een nieuw commando aan te leren! Als trainer kun je het nieuw ontstane (ongewenste) gedrag een commando geven. Het dier leert dan het nieuwe gedrag uit te voeren op commando. Via deze manier wordt soms ook ongewenst gedrag weggetraind. De trainer geeft in dat geval een commando zodra het dier het ongewenste gedrag vertoont en een beloning. Het dier leert om het ongewenste gedrag te laten zien op commando. Als de trainer vervolgens maar zelden het commando voor dat gedrag geeft, kan het gedrag steeds verder afnemen en uiteindelijk zelfs verdwijnen.