bollen en knollen

Bollen

Een ui is een voorbeeld van een bloembol. Bij het doorsnijden van een ui zie je ringen. Het binnenste gedeelte is de groeipunt. Daaromheen zitten in aanleg de bladeren en zit reservevoedsel. Onder de bol zie je wortels.

Knollen

Een aardappel is een voorbeeld van een knol. Als je een aardappel doormidden snijdt, zie je een vaste massa. Op de schil zitten punten of ogen. Deze kunnen, met hulp van het reservevoedsel in de vaste massa, ontspruiten. Er komen stengels met bladeren uit de knol aan de bovenkant  en wortels aan de onderkant.

Voor bloembollen is de grootte van belang voor de kwaliteit. De omtrek wordt aangegeven als bolmaat.

Er zijn 2 soorten bollen en knollen.

Voorjaarsbloeiers. Deze planten bloeien in het voorjaar. De bol (voorbeeld Tulp) of knol (voorbeeld Crocus) heeft een koudeperiode nodig. Je plant de bollen en knollen in het najaar. Somige bollen moet je in de zomer uit de grond halen en droog wegleggen. Anderen kunnen verwilderen. (voorbeeld Crocus)

Zomerbloeiers. De meeste bollen (voorbeeld Sierui) en knollen (voorbeeld Dahlia)  kunnen vaak niet goed tegen vorst. Je plant ze in het voorjaar. Ze bloeien in de zomer of nazomer. Maar ook hier zijn planten die beter tegen de vorst kunnen en dus kunnen verwilderen. (voorbeeld herfststijlloos)

planten: Spit de grond los. Maak een gat, dat drie keer zo diep is als de bol. Een bol van 5cm hoog leg je dus met de wortels op 15 cm diep. Bovenop deze bol komt 10 centimeter zand.  Heel veel informatie over bollen en knollen op de volgende link:

bloembollen centrum

alles over bloembollen