Voeding

Alle levende organismen hebben voedsel nodig. Niet alleen om te overleven, maar ook voor alle processen in het lichaam is voedsel (energie) nodig. Het voedsel wordt bij (of eigenlijk in) de meeste productiedieren vooral gebruikt voor;

 

  1. Onderhoud
  2. Groei                            
  3. Melkproductie               =        productie
  4. Arbeid
  5. Voortplanting

 

Elk dier moet voedsel eten om te kunnen overleven. Ook al eten wij geen producten die wij gebruiken, maar voortplanting, groei, onderhoud en arbeid zijn ook voor deze dieren levensprocessen waar zij mee te maken hebben.

 

Herkennen voersoorten

Als je een dier goed wilt voeren moet je wel weten wat een dier eet. Bovendien moet je weten welk voer voor welk dier geschikt is. Eerst maar eens welke voersoorten er bestaan. Je hebt krachtvoeders en ruwvoeders.

Ruwvoer

Ruwvoer is een voer met een bepaalde structuurwaarde. De structuurwaarde van een ruwvoer bestaat uit de grofstengeligheid (stokjes en steeltjes van planten) van het voer en de ruwe celstof ( met name de celwanden). De minimale grootte van de deeltjes moet dan ook 1 cm zijn. Bij herkauwers draagt ruwvoer bij aan het herkauwproces. Enkele voorbeelden van ruwvoer zijn:

Krachtvoer

Krachtvoer zijn alle ander voeders die overblijven. Mengvoer valt ook onder deze voeders. Mengvoer is een brok die in de voerfabriek is samengesteld uit verschillende grondstoffen. Mengvoer wordt ook wel vaker samengesteld voer genoemd.

Voorbeelden van enkelvoudige krachtvoeders:

 

Voorbeelden van meng krachtvoeders:

 

Naast kracht- en mengvoeders worden ook nog restproducten uit de humane voedselproductie (bv bierbrouwerij) gebruikt om dieren mee te voeren. Vooral rundvee krijgt deze soorten voer.

 

Voorbeelden van bijproducten zijn:

 

In al deze voedermiddelen zitten voedingsstoffen die voor het dier van belang zijn. Voedermiddelen zijn op verschillende manieren in te delen.

 

Mogelijke indelingen voer:

Voedingsmiddelen zijn op verschillende manieren in te delen. In de dierenhouderij maken we meestal gebruik van onderstaande manieren van indelen. Let op, deze indelingen worden door elkaar gebruikt. Zo kan een voedermiddel en krachtvoer zijn, en nat zijn en onvolledig voer en enkelvoudig. De indeling is als volgt:

 

  1. Ruwvoer                   : Veel volume, grove delen veelal herkenbaar voer
  2. Krachtvoer                : Geconcentreerd (astronautenvoedsel), (vaak) veel energie,eenvoudig (snel) te verteren.

 

  1. Nat                             : Bederft eerder, < ds (droge stof) gehalte, > water
  2. Droog                        : Kun je langer bewaren, < water, > ds gehalte (veel droge stof soms tot  wel 90 % of meer).

 

  1. Volledig voer              : Hoeft niets bijgevoerd te worden, bijv. volledig legkorrel voor kippen
  2. Onvolledig voer          : Het dier moet ook andere producten krijgen, anders ontstaat er een gebrek

 

  1. Enkelvoudig                : Tarwe, maïs, Katjan Idu, Hennep enz. Deze producten gebruik je vaak als                                       aanvulling en  zijn natuurlijk. Het is bijna altijd onvolledig.
  2. Mengvoer                    : Bijvoorbeeld duivenvoer of gemengd knaagdiervoer (vaak volledig)

 

  1. Plantaardig              : Gras, hooi, zaden. Alles afkomstig van planten
  2. Dierlijk                      : vetten, bloedmeel, veermeel, melk en vlees

 

  1. Naar de samenstelling: Eiwitrijk – Eiwitarm    &    Energierijk – Energiearm

 

  1. Naar de vorm           : gemalen (meel), beetje geperst (crix), geperst (brokjes), brokken,                                     koekjes, wafels, schilfers (dan is de olie *vet* eruit geperst), schroot (hier is de olie *vet* uit opgelost)