Economie

Griekenland

Opdracht 10

€ 233

..

34,95

100%

1%

15%

 

ongeveer € 35 miljard

 

Opdracht 11

3075

17.571,42857

17,5%

1%

100%

afgerond 17.571 schepen

Opdracht 12

Als Griekenland de belasting gaat verhogen voor rederijen dan zullen rederijen op zoek gaan naar een ander land waar een gunstiger belastingklimaat heerst. Griekenland zal dus belastinginkomsten mislopen omdat rederijen vertrekken naar andere (goedkopere) landen.

 

Italië

opdracht 16

Geef van onderstaande voorbeelden aan om welke functie van geld het gaat.

a          spaarmiddel

b          rekenmiddel

c          ruilmiddel

 

 

opdracht 17

De romeinse soldaten kregen in ruil voor hun werk een zakje zout. Dit is een voorbeeld van directe ruil.

Toen meneer Seelen in Rome was kocht hij voor € 6 een pizza. Dit is een voorbeeld van indirecte ruil

 

opdracht 18

Neem onderstaand schema over en vul de woorden op de juiste plek in:

munten, bankbiljetten, giraal geld, chartaal geld, totale geldhoeveelheid

 

 

opdracht 19

De kans op overvallen wordt kleiner, er is immers geen geld aanwezig.

 

opdracht 20

Door giraal te betalen ligt er minder geld in de kassa. Dit betekent dat er minder wisselgeld aanwezig hoeft te zijn, minder kans op fouten met teruggeven van wisselgeld, minder kans op vals geld en de winkelier hoeft aan het einde van de dag het geld niet te storten bij de bank.

 

Noorwegen

Opgave 10

75 x € 0,67 = € 50,25

 

Opgave 11

2500 x € 0,93 = € 2.325

 

Opgave 12

30 x € 0,66 = € 19,80

 

Opgave 13

70 x € 0,62 = € 43,40

 

Opgave 14

280 x € 0,66 = € 184,80

 

Opgave 15

€ 100 : € 0,93 = 107,53 Engelse pond

 

Opgave 16

€ 1.750 : € 0,66 = 2.651,52 Amerikaanse dollar

 

Opgave 17

a          € 250 : € 0,13 = 1.923,08 Noorse kroon

b          650 x € 0,11 = € 71,50

c          € 250 - € 71,50 = € 178,50

 

Spanje

opdracht 10

Jongeren hebben geen werk en dus geen inkomen de kans dat deze jongeren de criminaliteit in gaan is hierdoor groter.

opdracht 11

De verloren generatie heeft nu ondanks de opleiding geen werk. Hierdoor doen ze geen werkervaring op terwijl de kennis wel verouderd. Ook in de toekomst zullen ze waarschijnlijk geen baan vinden. Zij zullen dus hun hele leven afhankelijk blijven van uitkeringen.

opdracht 12

De overheid wil voorkomen dat jongeren werkloos zijn. Dit betekent dat jongeren die werkloos zijn  een opleiding moeten volgen of een baan aangeboden krijgen om werkervaring op te doen.

opdracht 13

Meer werklozen betekent meer geld uitgeven aan (werkloosheids)uitkeringen.

Meer werklozen betekent een lager inkomen en dus minder belastinginkomsten.

opdracht 14

Eigen antwoord:

Je kunt nu wel kijken of er straks met de gekozen opleiding wel werk voor je is. Ga een opleiding volgen waarmee er ook straks nog kans op werk is.

 

Turkije

 

opdracht 10

Tulpen

 

opdracht 11

Tussen Nederland en Duitsland is het tarief 0%

Nederland en Duitsland hebben voor niet EU-landen hetzelfde tarief (3%)

 

opdracht 12

Wat gaat er veranderen aan de invoerrechten van Turkije, als Turkije lid is van de EU?

A         de invoerrechten 5%, 8% en 10% worden 0%

B         de invoerrechten 5%, 8% en 10% worden 3%

C         de invoerrechten 5% en 8% worden 0% en het invoerrecht 10% wordt 3%

D         de invoerrechten 5% en 8% worden 3% en het invoerrecht 10% wordt 0%

 

opdracht 13

Vooral Duitsland en Oostenrijk verwachten een grote toestroom van immigranten uit Turkije.

Een Duitse tegenstander van de uitbreiding zegt: “Door het vrij verkeer van personen zal

onze koopkracht dalen.”

Hieronder staan drie tussenstappen:

1 lagere lonen

2 meer immigranten

3 groter aanbod van arbeidskrachten

In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde

dat ze de gedachtegang van de tegenstander goed weergeven?

A         vrij verkeer van personen --> 1 --> 2 --> 3 --> koopkrachtdaling

B         vrij verkeer van personen --> 1 --> 3 --> 2 --> koopkrachtdaling

C         vrij verkeer van personen --> 2 --> 1 --> 3 --> koopkrachtdaling

D         vrij verkeer van personen --> 2 --> 3 --> 1 --> koopkrachtdaling

E         vrij verkeer van personen --> 3 --> 1 --> 2 --> koopkrachtdaling

F          vrij verkeer van personen --> 3 --> 2 --> 1 --> koopkrachtdaling

 

opdracht 14

# Europa zorgt voor meer werkgelegenheid (oa haven Rotterdam)

# Het grootste deel van onze export gaat naar Europa

# Afschaffen/ uitstappen is duurder dan blijven zitten

# Vermogensverlies voor banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen

# Gemiddeld verdienen we € 2400 per persoon aan Europa, terwijl het maar € 210 kost.

 

opdracht 15

Neem in onderstaande zin de juiste woorden over.

Mocht Turkije lid worden van de EU dan zal de EU veel geld moeten uitgeven aan de lokale  Turkse boeren. Door de gemiddeld lage lonen in Turkije zullen  veel Turken naar de rest van EU gaan op zoek naar werk. Door het lidmaatschap zullen veel bedrijven uit de EU een vestiging beginnen in Turkije. Hierdoor zal de werkgelegenheid in Turkije stijgen.

 

opdracht 16

Je hebt voor- en tegenstanders over de toetreding van Turkije tot de EU. Wat vind jij? Geef minimaal vier argumenten die je mening ondersteunen. Doe het zo:

Ik ben voorstander van toetreding van Turkije tot de EU omdat,

#1        dan goedkopere spullen kunnen kopen uit Turkije

#2        meer exportkansen naar Islamitische landen

#3        meer werkgelegenheid binnen de EU

#4        Turkije biedt een enorm afzet gebied voor Nederlandse bedrijven

Ik ben tegenstander van toetreding van Turkije tot de EU omdat,

#1        meer Turken komen naar Nederland om werk te zoeken

#2        Nederland zal meer moeten bijdragen aan EU-lidmaatschap

#3        Nederlandse boeren krijgen meer concurrentie

#4        Turken hebben een andere geloofsovertuiging

 

Engeland

Opgave 10

€ 68,15

€ 432,75

100

1

635

 

Opgave 11

€ 144,89

€ 655,63

10.000

1

45.250

 

Opgave 12

€ 0,72

€ 9

100

1

1.250

 

Opgave 13

€ 5,34

1

€ 200

100

3.745,31 pesos

 

 

 

Opgave 14

€ 68,15

€ 166,97

100

1

245

€ 166,97 + € 6 = € 172,97

 

Opgave 15

€ 0,60

€ 54

1

1

90

€ 54 - € 6 = € 48,00

 

Opgave 16

44,46

 

€ 80,03

100

1

180

€ 80,03 - € 6 = € 74,03

 

Opgave 17

144,89

 

€ 76,07

10000

1

5.250

€ 76,07 - € 6 = € 70,07

 

Opgave 18

2

 

1,30

1

 

0,65

€ 1,30 – 6 = € 4,70 bijbetalen!!!!

 

Opgave 19

a        € 355,74 + € 6 = € 361,74

b        € 343,04 - € 6 = € 337,04

c        € 361,74 - € 337,04 = € 24,70

 

 

Frankrijk

opgave 9

- jonger dan 15 jaar

- ouder dan 65 jaar

- studenten

- huisvrouwen

- arbeidsongeschikten

 

opgave 10

16,7

1

11

100%

 

65,9%

opgave 11

62,8

1

26,5

100%

 

42,2%

Het percentage arbeidsdeelname is in Nederland hoger. Nederlanders zijn dus over het algemeen bereidwilliger om te werken dan de Fransen.

 

opgave 12

- zorgen voor goedkope kinderopvang (moeders kunnen hun kind naar de opvang brengen en zelf gaan werken)

- zorgen voor mogelijkheid tot thuiswerk (moeders kunnen de zorg van (basisschool)kinderen combineren met het werk

 

opgave 13

a          nee, stage is geen betaalde baan

b          nee, leeftijd te hoog

c          nee, geen betaalde baan

d          nee, leeftijd te lag

e          nee, werkt maar 7,5 uur per week

f           nee, werkt maar ong. 8 uur per week

g          ja, zzp-er

h          ja, actief op zoek naar werk voor meer dan 12 upw.

I           nee, werkt maar ong. 10 uur per week

 

opgave 14

11.000.000

1

1.250.000

100%

 

11,4%

 

opgave 15

26.500.000

 

3.315.500 werklozen

100%

1

12,5%

 

 

België

 

opdracht 11

€ 2,50 + € 0,50 - € 1,25 = € 1,75

 

opdracht 12

De verkoopprijs van het product wordt lager. Lagere prijs, meer verkopen.

 

opdracht 13

stimuleren dat sommige producten (openbaar vervoer, milieuvriendelijke maatregelen, cultuur) meer worden verkocht

 

opdracht 14

- alcohol

- brandstof

- tabak

 

opdracht 15

€ 0.50

1

€ 1,60

100%

1

320%

 

 

Duitsland

 

opdracht 8

Het stijgen van de prijzen noem je inflatie. Hierdoor kun je minder producten kopen met je inkomen. De koopkracht zal dus dalen.

 

opdracht 9

3-1-4-2-5

 

opdracht 10

€ 248,30

1

€ 5,20

100%

 

2,1%

 

 opdracht 11

€ 642

 

€ 655,48

100%

1

102,1%

 

opdracht 12

A