Vrouwen:
Wat de vrouwen allemaal deden heb je net kunnen lezen in het vorige hoofdstuk.
Natuurlijk waren er ook wel vrouwen die niet thuis werkten, bijvoorbeeld verpleegsters.
Mannen:
De mannen die moesten heel ander werk doen dan de vrouwen.
De meeste mannen hadden een eigen bedrijfje en werkten dus voor zichzelf. Dit was bijvoorbeel een timmerbedrijf, een glaszetter, ramenwasser of je had een stukje land waarop ze gewassen verbouwden zoals asperges.
Er werkten ook veel mannen in de mijnen, toen het nog mocht want na een tijd werd het afgeschaft omdat het te zwaar werk was en mensen hadden niet meer zoveel kolen nodig. dit was erg zwaar en vermoeiend werk. Je zat diep onder de grond, het was heel erg warm, het was niet goed voor je lichaam en het was ook heel gevaarlijk. Er kon namelijk mijngas in de mijnen zitten, als hier een vlammetje bij kwam dan kon de hele boel ontploffen. Dit testen de mijnwerkers met een olielamp, als het vlammetje blauw begon te worden dan was er mijngas. Soms gebeurde dit ook met een parkietje, als het vogeltje bleef leven dan was er geen mijngas en als het vogeltje dood ging dan wisten ze ook dat er mijngassen zaten.
Ook moest je veel langer werken dan tegenwoordig. toen werkt je van 's morgenvroeg tot 's avondslaat. Nu is dit niet meer en werk je meestal korter.