Lesbrief 1

Hoe gooi je een bal het verst?

Als je een bal weggooit zijn er verschillende dingen die van invloed zijn op de afstand die deze bal aflegt. Dit noemen we ook wel factoren die van invloed zijn op de afstand. Deze opdracht ga je doen in groepen van 3. Probeer eerst samen met je groep in ongeveer 5 minuten te bedenken wanneer een bal het verst komt.

 

Schrijf op welke factoren jullie bedacht hebben die van invloed zijn op de afstand die een weggegooide tennisbal aflegt.

 

Een van de dingen die van belang is voor de afstand is de houding waarin je gooit.

In deze lesbrief gaan we uitzoeken in welke houding je een bal het verst kan gooien. We gaan op een aantal manieren proberen een tennisbal weg te gooien en gaan meten hoe ver deze komt.

Nodig: tennisballen, pionnen, meetlint, groepjes van 3 personen, pen of potlood om mee te schrijven

Je doet deze opdracht in drietallen, 1 persoon gooit, 1 meet de afstand en schrijft deze op en 1 haalt de tennisballen weer op. Als de eerste persoon gegooid heeft, gaat de tweede gooien, en daarna de derde. Zorg ervoor dat je allemaal een keer gooit, een keer schrijft en meet, en een keer ballen haalt.

We gaan een onderzoek doen naar de houding waarin je moet gooien. Zoals je eerder deze lesbrief bedacht hebben zijn er meer dingen dan alleen houding van invloed op de afstand. Om ervoor te zorgen dat we alleen naar houding kijken moet je proberen om steeds op dezelfde manier te gooien.

Op de grond is een lijn gezet van waaraf je gaat werpen. Er staan pionnen om de 5 meter om het meten van de afstand makkelijker te maken. Ga ieder keer op dezelfde plek staan, zitten of liggen en probeer om ieder keer zo ver mogelijk to gooien. Iedere leerling gooit voor zichzelf en er is geen wedstrijd wie er binnen de klas het verst komt.

 

Staand werpen

We gaan staand, zittend en liggend werpen. Om te kijken hoe je het beste kunt gooien gaan we een aantal variaties proberen. Al deze variaties moet je 3 keer doen, en ieder keer meten hoe ver je komt. Vul je naam in achter ‘Naam leerling:’ en zorg ervoor dat iemand anders jouw afstanden in jouw tabel zet.  Het is goed genoeg om de afstanden in 1 decimaal af te ronden. Het gemiddelde uitrekenen in de laatste kolom doe je pas als iedereen van je groepje gegooid heeft.

 

 

Als je tijd over hebt:

Probeer nu zelf nog eens een aantal houdingen te verzinnen waarin je kan gooien, en probeer uit hoe ver je komt. Denk bijvoorbeeld aan recht omhoog gooien, achteruit over je schouder gooien, met je andere hand, vlak boven de grond, en verzin zelf nog maar een aantal manieren. Vul hieronder in hoe je gooit en hoever je daarbij komt.

 

 

In welke houding kun je het verste gooien? En had je dit van te voren met je groepje bedacht?

Onder welke omstandigheden zul je het verste kunnen gooien? (kijk ook naar antwoorden op eerste vraag wat van invloed is op een verre afstand)

Waarom moet je de omstandigheden bij onderzoek naar een bepaalde factor hetzelfde houden?