Grienden
Een griend is een vochtige akker waarop wilgenhout wordt verbouwd. Grienden werden tot ca 1960 op grote schaal geƫxploiteerd, daarna nam de vraag naar griendhout sterk af zodat veel grienden niet meer werden onderhouden. Soms kregen ze de status van natuurgebied. Wegens de mogelijkheid tot het verbouwen van biobrandstof staan ze sinds 2010 weer in de belangstelling.
Grienden lagen vaak langs zeearmen op buitendijkse aanslibbingen en in het rivierengebied. Door inpoldering zijn ze inmiddels vaak binnendijks komen te liggen. De buitendijkse plantages waren in verband met hoogwater vaak voorzien van een griendheuvel; een kleine terp met daarop een griendkeet.
De bomen werden aangeplant en met regelmaat ongeveer 25 cm boven de grond afgezet. Uit de stobben groeiden dan weer nieuwe takken. Een jaarlijks afgezette griend werd snijgriend genoemd. De dunne twijgen waren vooral geschikt voor het maken van manden. Grienden die om de vijf jaar werden geoogst noemde men hakgrienden. De zwaardere takken waren voor vele doeleinden geschikt, van stelen voor gereedschap tot het vlechten van zinkstukken.