Hieronder kun je een stukje lezen van het gedicht van de drie biggetjes van Roald Dahl.
Als je het hele gedicht een keer wil lezen, kun je hem aan je juf vragen.
De drie biggetjes
Toen sloop de wolf naar het derde biggenhuis. Maar nu liep het heel anders, want de big was slim en bijdehand.
Voor hem geen stro en ook geen hout, hij had zijn huis van STEEN gebouwd.
‘Mij krijg je niet!’ riep Big kordaat. ‘Ik blaas je plat!’ brulde Wolf kwaad.
En wat de wolf ook blies en blies, het was heus allemaal voor niets.
‘Nou ja, dan blaas ik je niet OM, maar OP,’ zei Wolf met woest gegrom. ‘Vannacht, als jij geen barst meer ziet, blaas ik je op met dynamiet.’
‘Jij schoft,’ riep Big, ‘doe je dat echt? Wat ben je toch afschuwelijk slecht.’
Hij heeft ontsteld meteen Roodkapje opgebeld.
‘Hallo?’ riep zij. ‘Hallo, wie is dat? O Big, ben jij het. Is er wat?’
Big riep: ‘O help mij juffrouw Kapje. O alstublieft, het is geen grapje.’
‘Een wolf!’ riep Big. ‘Wilt u mij helpen? Ik hoorde, dat u meer met wolven te doen hebt gehad.’
‘O bovenstebeste Big!’ riep zij, ‘Dat is mijn liefste liefhebberij.
Ik waste net mijn haar, alleen, maar als ’t droog is, kom ik meteen.’ Iets later kwam ze, fraai gekapt, door de bossen aangestapt.
Daar stond Wolf, voorovergebogen, met zijn gele, gloeiende ogen.
Laag bij de grond, klaar voor de sprong, terwijl de kwijl droop van zijn tong.
Weer trekt ’t meisje in een wipje de revolver uit haar slipje en schiet de wolf, ongelogen, precies tussen zijn gele ogen.
Big, die toekeek vanachter de ruiten, juichte ‘Bravo!’ en rende naar buiten…
Niet alleen loopt Roodkapje nu rond in TWEE jassen van wolvenbont, ook draagt zij vaak, het spijt me zeer, een weekendtas van VARKENSLEER.
Als je dacht dat sprookjes alleen voor kleine kinderen zijn, heb je het mooi mis!