Gemiddelde & Modus

Een gemiddelde uit rekenen heb je vast al eens gedaan.

Stel je hebt dire proefwerkcijfers terug gekregen: een 6,4 een 5,2 en een 7,0.

Wat is dan je gemiddelde cijfer?

Dan tel je de cijfers op en je deelt door het aantal cijfers.

Dus 6,4 + 5,2 + 7 = 18,6

Het gemiddelde is 18,6: 3 = 6,2

 

Wat nou als je je twee proefwerken hebt gehad, die drie keer meetellen en een so, die maar één keer mee telt?

Proefwerkcijfers:  5,2 en 6,4

So cijfer : een 7

Eigenlijk heb je dan  3 x een 5,2 en 3 x een 6,4 en 1 x een 7.

Ofwel 3x 5,2 + 3 x 6,4 + 1x7 = 41,8

Het aantal cijfers is nu niet drie (3) , maar zeven (7), want je hebt twee proefwerken die drie keer mee tellen ( 2x 3 = 6) en één So die één keer mee telt (1x1 = 1). Dat maakt bij elkaar 6 + 1 = 7 cijfers. Zie ook de dikgedrukte getallen in de regel hierboven.

Je gemiddelde is nu 41,8 : 7 = 5,97 en dat zal afgerond een 6,0 worden.

 

Opdracht 5a

Maak van paragraaf 4.4 de opgaven 17 tot en met 19.

 

 

In onderstaande video zie je hoe je uit een frequentie tabel een gemiddelde uit rekent.

 

http://www.youtube.com/watch?v=a-WOEJ0iS10

In het filmpje is niet gesproken over de Modus.

Een modus is het getal die het meeste voorkomt in de rij. Het is daarom handig om de getallen al in een handige tabel, gesorteerd in een rij  of steelblad diagram te hebben. De getallen staan dan op volgorde zodat je snel de modus kunt vinden.

Kijk voor een voorbeeld van de modus in je theorieblok op pagina 115 van je boek.

Let wel op bij de modus: als er meer dan één waarde het meest voorkomt, dan is er GEEN modus. Dat mag er dan ook echt maar eentje zijn!

 

Opdracht 5b

Maak van paragraaf 4.4 de opgaven 20, 21 en 22