Kreekruggen

Langs de kust in het noorden en zuidwesten van Nederland liggen waddengebieden. In het noorden is dit de Waddenzee, in het zuidwesten de Zeeuwse Delta. Beide gebieden hebben te maken met eb- en vloedbewegingen. Tijdens vloed overstroomt een deel van het land en neemt de zee klei- en zanddeeltjes mee. Door de constante sedimentatie van zeeklei ontstaan kwelders: uitgestrekte zeekleivlakten die bij eb droog liggen en alleen bij vloed overstromen. Op de kwelders groeien zoutminnende planten die met hun stengels en bladeren slibdeeltjes invangen en zo de sedimentatie bevorderen. Zo slibt de kwelder op.
Het water op de kwelders zoekt zich een weg via kreken. Kreken zijn de laagste punten op de kwelder. Na verloop van tijd wordt de kwelder zo hoog dat deze bij normale hoogwaterstand niet meer overstroomt. Het zand blijft hierdoor in de kreken liggen, de kreken verzanden en er ontstaan kreekruggen. Door ontwatering van de kleilagen klinkt de kwelder een stuk in, waardoor de kleilaag lager komt te liggen. De kreekruggen komen uiteindelijk iets hoger in het landschap te liggen dan de omliggende zeekleiafzettingen. Dit verschijnsel wordt reliëfinversie genoemd. Kwelders zijn een onderdeel van het Nederlandse zeekleilandschap.

 

klik op de afbeelding voor een grotere weergave