Inlagen en karrevelden

Op tal van plaatsen langs de Oosterschelde ligt achter de zeedijk nog een tweede binnendijk. Deze reservedijk, ook wel inlaagdijk genoemd, werd aangelegd als extra bescherming tegen de zee. Men vreesde dat zwakke plekken in de buitendijken het zouden begeven. De stroken tussen zeedijk en reservedijk noemt men inlagen. Op de foto hiernaast is de Koudekerkse Inlaag bij Plompetoren afgebeeld.

Een andere manier om zich te wapenen tegen de zee was het versterken van de zwakke plekken in de zeedijk. Men haalde het materiaal hiervoor achter de Oosterscheldedijk vandaan. Veen en klei werden met karren afgevoerd, vandaar dat deze gebieden karrevelden worden genoemd. Karakteristiek is dat er niet eerst een tweede dijk meer landinwaarts werd aangelegd. Zie foto hieronder.

 


Doordat het afgegraven land in deze inlagen en karrevelden lager ligt, hebben ze een moerassig karakter. Sommige inlagen liggen zelfs zo laag dat ze grotendeels uit water bestaan. Dit water is meestal brak doordat er zeewater ondergronds naar binnen sijpelt: zoute kwel. De meeste inlagen en karrevelden zijn mooie natuurgebieden geworden. In heel wat inlagen zijn broedkolonies van kokmeeuwen en sterns te vinden. Daarnaast zijn steltlopers als kluut en tureluur bekende verschijningen in deze brakwatergebieden. Ook vogels die bij laagwater buitendijks eten zoeken, vinden er bij hoogwater een beschutte plek om te rusten.