Vaak zijn wegen in dit gebied al honderden jaren in gebruik. Door inslijting zijn holle wegen ontstaan, die één van de karakteristieke onderdelen van het Zuid-Limburgse landschap zijn gaan vormen. Soms zijn holle wegen ontstaan als erosiegeul (grub). Holle wegen kennen vaak dicht beplante steile wanden. De knotbomen, boomstoven en struiken duiden op geriefhout (hout dat gekapt en gebruikt werd in het dagelijks leven). Veel holle wegen zijn bewaard gebleven.
Holle wegen bevatten bijzondere natuurwaarden, omdat ze eeuwen hebben kunnen ontwikkelen en een gevarieerd microklimaat kennen. Holle wegen vormen samen met heggen, graften en smalle hellingbossen een zeer belangrijke ecologische verbinding tussen de hoger gelegen bossen en de lager gelegen beken. Holle wegen dooraderen de tussengelegen akkers en weilanden en bieden planten en dieren een migratieroute én verblijfplaats.
Grote delen van holle wegen zijn begroeid met bos, dat vroeger als hakhout werd gebruikt (eik, es, beuk, wilg, haagbeuk, hazelaar). Er komen veel bosplanten voor, zoals bosanemoon, gevlekte aronskelk, salomonszegel en grootbloemige muur. De holle wegen zijn voor zoogdieren multifunctioneel. De das vindt er ruim plaats voor het maken van dassenburchten. Ook de hazelmuis kan in deze bosranden zijn nest bouwen. Vleermuizen en steenmarters gebruiken holle wegen als foerageergebied en migratieroute. Het vliegend hert is gebaat bij dood eikenhout en hakhoutstoven op de steile kanten van de holle wegen. En we komen de wijngaardslak veelvuldig tegen.
Omdat holle wegen vaak ook een functie hebben in de afvoer van regenwater, vinden amfibieën een verblijfplaats in het vochtige microklimaat. De wat minder steile delen van holle wegen worden vaker gehooid en zijn rijk aan dagvlinders en kruiden als beemdkroon, duifkruid, echte koekoeksbloem, klaprozen en margrieten.