Vegetatie komt bijna overal voor, zelfs op een druk belopen plein of in een uiterst droge woestijn. Wilde planten groeien niet willekeurig door elkaar: planten komen in karakteristieke combinaties met elkaar voor en op basis daarvan kunnen plantengemeenschappen worden onderscheiden.
Het voorkomen en de verspreiding van plantengemeenschappen vertoont een samenhang met klimaat, bodem, waterhuishouding en landgebruik. Plantengemeenschappen zijn meer indicatief dan afzonderlijke soorten
De veldgids Plantengemeenschappen van Nederland is een praktisch handboek waarmee plantengemeenschappen in het veld kunnen worden herkend.
Met behulp van de veldgids kun je zelf komen van de op naam gebrachte planten tot de naam van de vegetatie als geheel: van flora naar vegetatie.
Per gemeenschap zijn verspreidingskaartjes, samenvattende tabellen met de belangrijkste soorten en grafieken over standplaats en levensvormen opgenomen.
Het boek bevat determinatiesleutels waarmee de Nederlandse plantengemeenschappen op naam zijn te brengen. De sleutels leiden tot de juiste klasse, waarna aan de hand van standplaatskenmerken en soortensamenstelling op eenvoudige wijze de plantengemeenschap kan worden bepaald. Een Vogelpootjes-associatie in het grasland is zodoende snel herkend.
Werkwijze
Eerste stap is natuurlijk dat een vegetatieopname gemaakt moet worden. Daarnaast moet bepaald worden in wat voor type landschap de vegetatie is aangetroffen. In het hoofdstuk Sleutels (blz. 16-25 van de veldgids) worden vier Hoofdsleutels beschreven:
Open water, moerassen en natte heiden
Graslanden, zomen en droge heiden
Kust en binnenlandse pioniermilieus
Ruigten, struwelen en bossen
Binnen de gekozen Hoofdsleutel kies je vervolgens voor het best passende biotooptype.
Stel: je zit in een kano in de Biesbosch ergens op een breder water met wat stroming en golfslag en ziet in de eerste meters uit de oever veel waterlelies, gele plomp en andere waterplanten met drijvend blad. Van dat stuk water wil je onderzoeken tot welke plantengemeenschap de vegetatie behoort.
Je kiest dan voor Hoofdsleutel 1 (Open water, moerassen en natte heiden). Binnen deze Hoofdsleutel (blz. 18-19) heb je de keuze tussen:
Brakke en zoute wateren
Zoete wateren
Moerassen
Hoogvenen en natte heiden
Je kiest hier voor Zoete wateren. Op grond van de daar opgenomen beschrijvingen kom je uit op Matig voedselrijk tot voedselrijk water met wortelende, drijvende en/of ondergedoken waterplanten en wordt je verwezen naar de Fonteinkruiden-klasse. De eerste twee beschrijvingen (Stilstaand water met drijvende, kleine waterplanten en Helder water met ondergedoken waterplanten) voldoen namelijk niet aan wat je ziet en bij de vierde beschrijving (Ondiep, voedselarm, stilstaand water met wisselende waterstand op mineraal substraat) staan niet de planten die je gezien hebt.
Via de beschrijvingen bij de Fonteinkruiden-klasse (blz. 29) kom je tot het juiste verbond: het Waterlelie-verbond (5Ba). Vanwege het voorkomen van Witte waterlelie en Gele plomp kies je hier voor associatie 5Ba3: de Associatie van Witte waterlelie en Gele plomp. Ook de beschrijving van de standplaats klopt. Op blz. 100 in de veldgids vindt je nu veel extra informatie over deze associatie, zoals, herkenning, ecologie, successie, verspreiding (met kaartje van Nederland) en de soorten die bij deze associatie horen.