Maak je eigen intro-gedicht.
Vertel in 6 - 10 regels
- wie je bent
- wat je leuk vindt
- wat je lekker vindt.
De regels moeten rijmen.
Dit gedicht lees je voor in de klas en het komt in je werkstuk.
Vul in onderstaand gedicht de ontbrekende woorden in.
Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan 't spelen waren
en we kwamen aan de _________.
Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar ___________.
Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in 't licht van die kinderen
tot een _______________.
Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend ________.