8. bollen en knollen

Een bol bestaat uit een;

Een goed voorbeeld is de ui. Bij het doorsnijden zie je ringen.

Een voorbeeld van een knol is een aardappel. Bij het doorsnijden zie je een vaste massa en ogen.

Een knol is dus een ondergrondse opslag van reservevoedsel.

Bollen en knollen die bloeien in het voorjaar, plant je in het najaar. Na een koudeperiode gaan de bollen en knollen uitlopen emn bloeien. Voorbeelden zijn de tulp, narci en de crocus.

Bollen en knollen die bloeien in de zomer of najaar, plant je in het voorjaar. Voorbeelden zijn de dahlia en de gladiool.

 

Sommige bollen en knollen moet je na de bloei uit de grond halen en bewaren. Andere bollen en knollen kun je in de grond laten zitten en laten verwilderen. Veel verwilderde soorten worden ook aangeduidt als stinsenplanten. zie link hieronder;

 

stinsenplant

1. Allium giganteum of reuze sierui

2. Anemone coronaria of Anemoon

3. Begonia tuberhybrida of knolbegonia

4. Tulipa cultivars of Tulp

5. Narcis cultivars of narcis

6. Krokus cultivars of krokus

7. Hyacint cultivars of hyacint

8. Muscari botryoides of blauwe druif

9. Dahlia cultivars of Dahlia

10. Galanthus nivalis of sneeuwklokje

11. Leucojum vernum of lenteklokje

12. Convallaria majalis of lelietje van dalen

13. Gladiolus cultivars of Gladiool

14. Lilium cultivars of of Lelie

15. Colchicum autumnale of herftstijloos