Het internet wordt voor steeds meer mensen toegankelijk. Door deze groei van het aantal internetgebruikers zal ook het aantal computers, de hoeveelheid data en daarmee de omvang van de datacentra en het aantal servers toenemen. Met het huidige bewustzijn dat dat energieverbruik leidt tot een ongewenst hoge CO2-uitstoot, is het niet vreemd dat sinds kort ook de CO2-uitstoot van internet in kaart wordt gebracht.
Het energieverbruik van het internet in kaart brengen is niet makkelijk en de beschikbare cijfers zijn gebaseerd op de verschillende onderdelen die het samen mogelijk maken om te kunnen internetten. In de volgorde van het grootste aandeel in CO2 uitstoot zijn dat:
de computers die worden gebruikt om mee te surfen.
de infrastructuur: alles wat nodig is om informatie van de datacentra naar computers en mobiele telefoons te transporteren.
de serverruimtes en datacentra waar alle gegevens worden opgeslagen en waar koelsystemen oververhitting moeten voorkomen.
In 2007 was de CO2-uitstoot van alle IT-voorzieningen 2% van de mondiale CO2 emissie. Dat was meer dan al het vliegverkeer van dat jaar.
In 2002 waren datacentra al verantwoordelijk voor 76 miljoen ton CO2.
Het bekijken van een simpele webpagina genereert ongeveer 0,02 gram CO2 per seconde, dit gewicht neemt toe tot 0,2 gram per seconde bij websites met plaatjes, animaties en video's.
Een enkele Google zoekopdracht zou gelijk staan aan de uitstoot van tussen de 1 en 10 gram CO2, afhankelijk van of je het opstarten van de computer meerekent. Om een idee te krijgen: in juli 2008 verwerkte Google in Amerika 235 miljoen zoekopdrachten per dag.
Een gewone PC genereert al 40 tot 80 gram CO2 per uur. Een gemiddelde auto stoot overigens 163 gram CO2 uit per kilometer.
Het softwarebedrijf McAfee meldt dat de hoeveelheid electriciteit die jaarlijks nodig is om de miljarden spam e-mails te verzenden gelijk staat aan het electriciteitsgebruik van 2 miljoen Amerikaanse huishoudens en even veel CO2 genereert als 3 miljoen auto's.
Maak opdracht 3-9.
Upload nu de opdrachten van hoofdstuk 3 in de Postbus