pH na verdunning
De oplossingen A en B hebben beide pH = 2,88.
Oplossing A is zoutzuur en oplossing B is 0,10 M azijnzuur.
Bereken de pH van beide oplossingen nadat het volume door verdunning is verdubbeld.
Oplossing A:
pH = 2,88 komt overeen met [H3O+] = 1,3 ´ 10-3 mol.L-1.
Na verdunnen is de molariteit gehalveerd en dus ook de [H3O+]:[H3O+] = 6,5 ´ 10-4 mol.L-1
pH = 3,19.
Oplossing B:
Na verdunnen is de molariteit van de CH3COOH-opl. = cz = 0,050 M.
We berekenen de [H3O+] en de pH zoals onder de knop 'pH oplossing zwak zuur'.

Ionisatiegraad: a = 9,5.10-4/0.050 = 1,9.10-2 = 1,9%.
Zoals verwacht is de pH-stijging bij het azijnzuur minder dan bij het zoutzuur.
Ionisatiegraad
Doordat bij een oplossing van een zwak zuur bij verdunning het evenwicht naar rechts verschuift, neemt de ionisatiegraad toe.

Bij 100 keer verdunnen wordt de ionisatiegraad 10 keer zo groot
Bron: McMurry & Fay, Chemistry