Zuren: voorbeelden van berekeningen

De pH van oplossingen van sterke zuren kunnen we eenvoudig berekenen uit de hoeveelheid opgeloste stof. Sterke zuren reageren immers aflopend met water.
 
De pH van oplossingen van zwakke zuren wordt bepaald door twee factoren:
Zwakke zuren reageren slechts gedeeltelijk met water. De reactie is een evenwichtsreactie. De berekening van de pH moet via de evenwichtsvoorwaarde verlopen.
 
Omgekeerd kunnen we uit een gegeven pH de oorspronkelijke concentratie (molariteit) van het zuur berekenen.
 
Voor de berekening van de pH van oplossingen van meerwaardige zuren (bijvoorbeeld H3PO4, H2S, H2CO3) hoeft alleen de eerste H+-overdracht in rekening te worden gebracht. Hiermee maken we in het algemeen een verwaarloosbaar kleine fout.

 

pH na verdunning

Voor een oplossing van een eenwaardig sterk zuur geldt dat de [H3O+] gelijk is aan de
molariteit van het zuur, omdat een sterk zuur volledig in ionen is gesplitst:
[H3O+] = c(HZ)
Bij verdunning tot n maal het oorspronkelijke volume, wordt de molariteit en dus ook de [H3O+] n maal zo klein.
 
De [H3O+] in een oplossing van een zwak zuur wordt behalve door de molariteit ook door de sterkte van het zuur bepaald. Na verdunnen tot n maal het oorspronkelijke volume is wel de molariteit van het zuur n maal zo klein geworden, maar de [H3O+] niet.
De [H3O+] van de verdunde oplossing moeten we opnieuw met de Kz berekenen, omdat het zuurevenwicht naar rechts verschuift.
 

Door de verdunning onstaan er meer H3O+-ionen, zodat de concentratie daarvan minder sterk daalt dan bij een sterk zuur het geval zou zijn.
 

Berekeningen

Maak een keuze uit het linkermenu onder: zuren, voorbeelden van berekeningen'.