Zuursterkte

Als azijnzuur wordt opgelost in water, stelt zich het volgende evenwicht in:
 
 

De evenwichtsvoorwaarde voor het zuur-dissociatie evenwicht luidt:
 
 

Aangezien de hoeveelheid water die nodig is voor de reactie te verwaarlozen is ten opzichte van de totale hoeveelheid water in de oplossing, kunnen we de [H2O] constant stellen. Dan ontstaat:
 
 

Kz  (Engels: Ka, met a van 'acid') noemen we de zuurconstante.
Het is een kwantitatieve aanduiding voor de zuursterkte. Hoe zwakker een zuur, des te kleiner is zijn
KZ-waarde (het zuur-dissociatie evenwicht ligt sterk naar links).
Bij oplossingen van gelijke molariteit is er in een oplossing van een zwakker zuur minder dissociatie dan in een oplossing van een sterker zuur.
Bij gelijke molariteit is de pH van een oplossing van een zwakker zuur dus hoger dan die van een sterker zuur.

 

BINAS

In BINAS tabel 49 is een groot aantal zuren gerangschikt naar afnemende Kz-waarde (bij 298 K).
De 'p-waarde' in de tabel is de - log Kz
 
De tabel begint met een aantal sterke zuren. Dat zijn zuren die sterker zijn dan het zuur H3O+.
Deze zuren reageren volledig met water: de sterkte is onbepaald groot (Kz >> 1).
Alle sterke zuren zijn in water dus even sterk; ze staan in de tabel boven H3O+.
Zwakke zuren zijn zwakker dan het zuur H3O+. Deze zuren reageren slechts gedeeltelijk met water.
Ze staan in de tabel onder H3O+.
Tussen de zwakke zuren onderling zijn grote verschillen.
De deeltjes helemaal onderaan staan in water nooit H+-ionen af en blijven onveranderd: de sterkte is onbepaald klein (Kz << 10-14).
Het H3O+-ion zelf rekenen we ook tot de sterke zuren (Kz = 55,4).
 
NB: Het gaat hier steeds om de zuursterkte van zuren opgelost in water.
In een ander oplosmiddel blijft de relatieve sterkte hetzelfde, maar de K-waarden zullen zeker heel anders zijn. Het is mogelijk dat een zwak zuur in water, sterk is in een ander oplosmiddel.