heel weinig verandert bij toevoeging van een kleine hoeveelheid sterk zuur of sterke base,
vrijwel niet verandert bij verdunning.
In het algemeen bestaat een bufferoplossing uit een mengsel van een zwak zuur (HZ) en zijn geconjugeerde zwakke base (Z-).
De pH-waarde van een goede bufferoplossing ligt in de buurt van de pKz-waarde van het zwakke zuur.
De buffercapaciteit van een bufferoplossing is de maximale hoeveelheid sterk zuur of sterke base die je aan de oplossing kunt toevoegen, zonder een van te voren bepaalde pH-grens te overschrijden.
Buffers spelen een belangrijke rol in biochemische reacties.
Het is van levensbelang dat de pH van lichaamsvloeistoffen van levende organismen constant wordt gehouden.
In bloed (pH = 7,4) treffen we dan ook verschillende buffersystemen aan waaronder het
H2PO4-/HPO42--systeem en het H2CO3/HCO3--systeem.
Ook in de laboratoriumchemie maken we dikwijls gebruik van buffers.
Bijvoorbeeld om een reactie bij een bepaalde pH te laten verlopen of bij het ijken van een pH-meter.
Welk buffersysteem we daarvoor kiezen, hangt voornamelijk af van de gewenste pH-waarde (zie onder 'Samenstelling buffer').
Werking bufferoplossing
De werking van een buffer berust op een geconjugeerd zuur-basepaar, waarvan zowel het zuur als de base in redelijk grote hoeveelheden aanwezig zijn.
Een bekend voorbeeld van een 'zure buffer' is een oplossing van azijnzuur (HAc) en natriumacetaat (NaAc)
in water: de azijnzuur/acetaatbuffer.
Doordat HAc(aq) vrijwel aflopend reageert met toegevoegde sterke base en Ac-(aq) eveneens vrijwel aflopend reageert met toegevoegd sterk zuur, is het mengsel uitstekend in staat om kleine veranderingen in de [H3O+] en de [OH-] en dus ook in de pH op te vangen.
Dit kunnen we verklaren met de evenwichtsvoorwaarde (zie onder 'Bufferformule').