Zuur, basisch of neutraal

Reacties van ionen gaan altijd razendsnel. Daardoor stelt het waterevenwicht zich in elke waterige oplossing direct in, welke stof we ook in water oplossen. Anders gezegd:
 
In elke waterige oplossing van 298 K is het product van de H3O+- en OH--concentraties altijd 1,0.10-14.
 
We onderscheiden zure, basische en neutrale oplossingen op grond van de relatieve H3O+- en OH--concentraties:

Zure oplossing: pH < 7,0; neutrale oplossing pH = 7,0; basische oplossing pH > 7,0
Bron: McMurry & Fay, Chemistry
 

Oplossing

Relatieve [H3O+] en [OH-]

[H3O+] in mol L-1

pH

Zuur

[H3O+] > [OH-]

> 1,0 ´ 10-7

< 7,0

Basisch

[H3O+] < [OH-]

< 1,0 ´ 10-7

> 7,0

Neutraal

[H3O+] = [OH-]

1,0 ´ 10-7

7,0

 
In onderstaande figuur staan de pH-schaal en de pH waarden van een aantal verschillende oplossingen.
Met een pH-meter kunnen we de pH van een oplossing nauwkeurig meten.
Minder nauwkeurig, maar snel en goedkoop werkt een pH-papiertje (zie onder de knop 'Zuur-base-indicatoren' van deze paragraaf).

pH-schaal en pH-waarden van een aantal oplossingen bij 298 K
Bron: Oxtoby, Principles of Modern Chemistry

 

Uiterste pH-waarden

De grenzen van de pH worden bepaald door de oplosbaarheid van sterke zuren en basen. In de praktijk is de maximale molariteit van opgeloste zuren of basen in de orde van 10 M. Dit houdt in dat de maximale concentratie van H3O+- of OH--ionen in de orde van 10 mol L-1 is en de minimale in de orde van 10-15 mol L-1. Ruwweg kan de pH van een oplossing dus waarden aannemen tussen -1 en +15.
We hebben meestal te maken met waarden tussen 0 en 14. (Het gebruik van een logaritmische grootheid heeft het voordeel dat er een eenvoudig af te lezen lineaire schaal ontstaat.)