Het algemene kenmerk van reacties tussen zuren en basen is de overdracht van H+-ionen.
Steeds is er een zuur, een protondonor, en een base, een protonacceptor, bij betrokken.
Een zuur-basereactie omschrijven we daarom als een reactie met protonoverdracht.
De algemene evenwichtsreactie is:
Bij een zuur-basereactie hebben we altijd te doen met twee geconjugeerde zuur-baseparen.
B treedt op als base in de reactie naar rechts, A- treedt als base op in de reactie naar links.
We kunnen een zuur-basereactie zien als een competitie tussen twee basen: de sterkste base bindt het proton het sterkst.
Stel dat base B sterker is dan base A-, dan zal de reactie naar rechts gemakkelijker verlopen dan de reactie naar links. De sterkste base wint.
Deze uitspraak is geheel gelijkwaardig met de uitspraak: het sterkste zuur bepaalt hoe de reactie loopt. Immers, naarmate een base zwakker is, is het geconjugeerde zuur sterker.
Bij de zwakste base A- hoort het sterkste zuur HA.
De ligging van het zuur-base-evenwicht hangt dus af van de sterkte van de reagerende zuren en basen in de heen- en de teruggaande reactie en hangt hiermee als volgt samen:
Hoe sterker HA en/of B, des te meer ligt het evenwicht naar rechts.
Hoe zwakker HA en/of B, des te meer ligt het evenwicht naar links.
In een oplossing reageren altijd eerst het sterkste zuur en de sterkste base met elkaar.
H2O is de zwakste base én het zwakste zuur dat in water kan voorkomen.
H3O+ is het sterkste zuur en OH- is de sterkste base die in water kunnen voorkomen.
Als je een sterke base aan een oplossing toevoegt, voeg je in wezen, als resultante, vrije OH--ionen toe, omdat de base aflopend met water reageert.
Als je een sterk zuur aan een oplossing toevoegt, voeg je in wezen, als resultante, H3O+-ionen toe, omdat het zuur aflopend met water reageert.
Iedere zuur-basereactie leidt tot gehele of gedeeltelijke neutralisatie.
Voor reacties tussen zure en basische oplossingen kunnen we vuistregels hanteren.
Een bijzonder geval doet zich voor bij slecht oplosbare basische stoffen.