Redoxreactie of niet?

Als een reactie een redoxreactie is, moet er sprake zijn van elektronenoverdracht en moeten in de reactie oxidatiegetallen veranderen. De nettoverandering in het totaal van alle oxidatiegetallen moet gelijk zijn aan nul.

 

 

Als regel behoren alle reacties waarbij elementen reageren of ontstaan tot de redoxreacties.

Oxidatie: toename van oxidatiegetal
Reductie: afname van oxidatiegetal
Bron: Brady & Senese, Chemistry

 

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Ga na of de verbranding van koolstof een redoxreactie is.
De vergelijking met de oxidatiegetallen van elke atoomsoort (geschreven boven de formules) luidt:

De oxidatiegetallen veranderen, het is een redoxreactie.
Het oxidatiegetal van koolstof neemt toe van 0 tot +4, want vier elektronen worden nu gedeeltelijk afgestaan aan het sterker elektronegatieve zuurstof. Koolstof wordt geoxideerd.
Het oxidatiegetal van zuurstof neemt af van 0 naar -2, omdat elk zuurstofatoom twee elektronen van het koolstofatoom naar zich toetrekt. Zuurstof wordt dus gereduceerd. Zuurstof is de oxidator (het oxidatiegetal neemt af) en koolstof is de reductor (het oxidatiegetal neemt toe).
Een verandering bij de twee zuurstofatomen met -2 eenheden geeft een totale verandering van -4 eenheden en dit is precies gelijk aan een verandering van +4 eenheden voor koolstof.

 

Voorbeeld 2

Ga na of de volgende reactie een redoxreactie is:

De vergelijking met de oxidatiegetallen van elke atoomsoort (geschreven boven de formules) luidt:

De oxidatiegetallen veranderen, het is een redoxreactie.
Het oxidatiegetal van het fosforatoom stijgt van +3 naar +5: het fosforatoom staat twee elektronen af.
Het oxidatiegetal van de drie chlooratomen in PCl3 verandert niet. Het oxidatiegetal van de twee andere chlooratomen, in Cl2, verandert van 0 naar -1. Beide chlooratomen nemen een elektron op.
 
Let op dat je de pijlen voor de elektronenoverdracht bij de juiste atoomsoort in de vergelijking plaatst, zodat ondubbelzinnig duidelijk is welk atoom elektronen afstaat en welk atoom elektronen opneemt. De elektronenoverdracht wordt altijd aangegeven bij de beginstoffen van de reactie, bij de formules vóór de pijl.

 

Voorbeeld 3

Ga na of de reactie van zwaveltrioxide met water tot zwavelzuur een redoxreactie is.

De oxidatiegetallen van alle atomen blijven ongewijzigd, het is dus geen redoxreactie.

 

Voorbeeld 4

Ga na of de reactie van natrium met water een redoxreactie is.

Je ziet aan de oxidatiegetallen dat twee van de vier waterstofatomen worden gereduceerd. Je kunt de reactie zien als een redoxreactie van twee natriumatomen met één watermolecuul, waarbij er twee natriumionen, een oxide-ion en waterstof ontstaan. In een zuur-basereactie reageert vervolgens het oxide-ion met een tweede watermolecuul tot twee hydroxide-ionen.
 
In dit geval (er zijn ionen bij betrokken!) kunnen we de reactie ook als redoxreactie herkennen en beschrijven met de halfreacties: