Om alle redoxreacties op systematische wijze te kunnen beschrijven, is het begrip oxidatiegetal (of oxidatietoestand) ingevoerd. Dit begrip is onontbeerlijk bij het beschrijven van reacties tussen moleculaire stoffen onderling.
Aan elk atoom kennen we een oxidatiegetal toe, waarmee we op dezelfde manier werken als met de valenties van de ionen in zouten.
Het oxidatiegetal van een atoom is de theoretische lading die we aan dat atoom in een verbinding toekennen op grond van de volgende regels:
Het oxidatiegetal van atomen in niet-ontleedbare stoffen, dus in elementaire vorm, is gelijk aan nul.
Het oxidatiegetal van een metaalatoom in een verbinding is gelijk aan de valentie van dat metaal.
Waterstof heeft in verbindingen met andere niet-metalen oxidatiegetal +1.
Fluor heeft in alle verbindingen oxidatiegetal -1.
Zuurstof heeft in vrijwel alle verbindingen oxidatiegetal -2. Een uitzondering is zuurstof in peroxiden, zoals waterstofperoxide (H2O2): het oxidatiegetal is dan -1.
De som van de oxidatiegetallen van alle atomen in een deeltje (molecuul of ion) of formule-eenheid
(bijvoorbeeld NaCl) is gelijk aan de netto lading van het deeltje of de formule-eenheid waarin die atomen zitten.
Het oxidatiegetal van een van de overige niet-metalen kunnen we meestal via de reeks van elektronegativiteit vinden: in de elektronenformule rekenen we het elektronenpaar van een polaire
binding geheel bij het meest elektronegatieve atoom.
De regels moeten we in de aangegeven volgorde toepassen en de procedure moeten we stoppen zodra het oxidatiegetal is gevonden. Latere regels kunnen namelijk eerdere regels schijnbaar tegenspreken.
De regels berusten op de afspraak dat voor bepaling van het oxidatiegetal de elektronen van een polaire atoombinding worden gerekend bij het meest elektronegatieve atoom.
Volgorde van de elektronegativiteiten van de elementen:
Voorbeelden
De oxidatiegetallen van de atomen in methaan (CH4). Koolstof is het meest elektronegatieve element. De bindende elektronenparen rekenen we bij koolstof. Het C-atoom heeft dus oxidatiegetal -4, het H-atoom heeft oxidatiegetal +1.
De oxidatiegetallen van de atomen in koolstoftetrachloride (CCl4).
Volgens de regels rekenen we de elektronen van de polaire atoombinding bij chloor (chloor is elektronegatiever dan koolstof). Het Cl-atoom heeft dus oxidatiegetal -1 en het C-atoom heeft oxidatiegetal +4.
De oxidatiegetallen van de atomen in zwavelzuur (H2SO4).
Volgens de regels hebben waterstofatomen, in verbindingen met atomen van andere niet-metalen, oxidatiegetal +1, en zuurstofatomen -2. De som van de oxidatiegetallen is nul, omdat het molecuul als geheel geen elektrische lading heeft. Het oxidatiegetal van het zwavelatoom in het molecuul is dan +6.
De oxidatiegetallen van de atomen in kaliumpermanganaat (KMnO4).
Volgens de regels heeft kalium oxidatiegetal +1 (K staat in groep 1). Zuurstof heeft oxidatiegetal -2. Voor mangaan blijft dan oxidatiegetal +7 over, omdat de som van alle oxidatiegetallen gelijk moet zijn aan nul.
De oxidatiegetallen van de atomen in ammoniumnitraat (NH4NO3). Ammoniumnitraat is een zout, bestaande uit de ionen NH4+ en NO3-.
Regels toepassen:
NH4+: de H-atomen hebben elk oxidatiegetal +1, samen +4. De netto lading is +1, dus het N-atoom heeft oxidatiegetal -3. NO3-: de O-atomen hebben elk oxidatiegetal -2, samen -6. De netto is lading -1, dus het N-atoom heeft oxidatiegetal +5.
Oxidatiegetallen van stikstof in verschillende verbindingen/ionen Bron: Petrucci, General Chemistry