Wanneer je in een weiland loopt of je kijkt naar de planten in een wegberm, zul je verschillende planten zien: verschillende grassen, maar ook kruiden en misschien schijngrassen. Je kijkt dan naar de botanische samenstellingvan de grasmat. Van de planten in de grasmat kun je de volgende indeling maken:
• Grassen.
In goed verzorgd grasland nemen de grassen 85-100% van de grasmat in. Grassen behoren tot de familie der Gramineae of Grasachtigen. In ons land komen bijna 120 soorten voor. Verderop in dit arrangement gaan we nader in op de bouw en ontwikkeling van de grassen.
• Vlinderbloemigen. Tot de vlinderbloemigen behoren rode en witte klaver, de wikke-soorten maar ook bijvoorbeeld erwten en bonen. In het arrangement "Kruiden" gaan we nader in op de rol van klaver in een weiland.
• Schijngrassen. De naam zegt het al: schijngrassen lijken op grassen maar zijn dat niet. De pitrus is een schijngras die vrij bekend is; ook de vele zegge-soorten horen bij de schijngrassen. In het algemeen planten die zich thuis voelen in de meer natte omstandigheden.
• Overige kruiden en onkruiden. Paardebloem, boterbloemsoorten, pinksterbloem, herderstasje, weegbreesoorten, melganzevoet, ridderzuring, brandnetel enz. enz. In het algemeen soorten die we niet (teveel) willen aantreffen in de grasmat met vaak als reden: te lage productie. Maar er zijn ook kruiden die in het rantsoen een nuttige functie vervullen. De kruiden komen aan bod in het gelijknamige arrangement.