Oefening 01 modal verbs: can, may must
In deze oefening moet je de modal verbs can, may of must toepassen.
Oefening 03 modal verbs: can, may en must
In deze oefening moet je de modal verbs can, may of must toepassen.
Oefening 02 modal verbs: can, may en must
In deze oefening moet je de modal verbs can, may of must toepassen.
Oefening 05 modal verbs: can, may en must
In deze oefening moet je de modal verbs can, may of must toepassen.
Oefening 06 modal verbs: can, may en must.
In deze oefening moet de de modal verbs can, may of must toepassen.
Oefening 07 modal verbs
In deze oefening moet je een aantal multiple choice vragen beantwoorden. Je moet kiezen uit een aantal modal verbs die in je aantekeningen staan.
Oefening 08 modal verbs: can't or must
In deze oefening moet je de modal verbs can't of must toepassen.
Oefening 09 modal verbs.
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit een viertal mogelijkheden. In deze oefening wordt ook het woordje 'might' gebruikt. Het is een sterkere vorm dan 'may'.
Oefening 10 modal verbs.
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit de volgende mogelijkheden: can, may, must, to be able to, to be allowed to, have to, has to, had to,
Oefening 11 modal verbs
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit de volgende mogelijkheden: can, may, must, to be able to, to be allowed to, have to, has to, had to.
Oefening 12: modal verbs.
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit de modal verbs die je kent. Verder moet je aangeven wat deze modal verbs telkens uitdrukken.
Oefening 14 modal verbs: should of shouldn't
Bij deze oefening moet je telkens gebruik maken van de modal forms should of shouldn't. Je moet deze woorden gebruiken in zinnen die je zelf moet maken.
Oefening 15: modal verbs.
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit de modal verbs die boven de oefening staan.
Oefening 16 modal verbs.
Bij deze oefening (onderaan de pagina) moet je telkens een keuze maken uit twee mogelijkheden.
Oefening 17 modal verbs.
In deze oefening moet je telkens aangeven wat de modal verbs uitdrukken. Je kunt aan de leerkracht vragen wat de woorden betekenen waaruit je moet kiezen. Je kunt ze ook opzoeken via Google.
Oefening 18 modal verbs
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit enkele mogelijkheden.
Oefening 19 modal verbs
In deze oefening moet je telkens een keuze maken uit een drietal mogelijkheden. In deze oefening kom je ook het woordje 'might' tegen. Je kent het woordje 'may'. Dat betekent 'misschien'. Het woordje 'might' betekent eigenlijk 'heel misschien'
Oefening 20 modal verbs
In deze oefening moet je een keuze maken uit 'must' of 'mustn't'.
Op de bijlage vind je uitleg over het gebruik van een aantal modal verbs. Het betreft hier een selectie van werkwoorden en een beperkte toepassing. In klassen vier, vijf en zes krijg je hier meer informatie over..