Praktijkopdracht 1

 

Kies uit de lijst van praktijkopdrachten een opdracht en voer die uit. Aan het eind van het hoofdstuk moet je alle opdrachten hebben gedaan.

Je hebt nu een praktijkopdracht gedaan en maakt een verslag over hoe het gegaan is.

Let goed op je taalgebruik.

Voordat je het instuurt laat je eerst iemand uit je groepje het lezen. Noteer de naam!

 

Je geeft antwoord op de volgende vragen.

a) Wat moest je doen. Beschrijf hier duidelijk welke opdracht je gedaan hebt.

b) Wat moest je allemaal voorbereiden voordat je mocht beginnen. Beschrijf hier wat je moest doen voordat je kon beginnen met de opdracht.

c) Aan de slag. Hier beschrijf je duidelijk hoe je de opdracht hebt uitgevoerd.

d) Hoe ging het. Hier schrijf je hoe het ging. Deed ieder zijn taak of deden jullie de taken door elkaar. Had je de opdracht goed gelezen of ging er iets mis doordat je niet goed gelezen had. Hier beschrijf je ook wat je geleerd hebt van deze opdracht.

Zijn er dingen die echt niet goed gingen maar wat je wel beter had kunnen doen? Hoe pak je het de volgende keer aan?

Alleen maar schrijven het ging goed is dus niet voldoende.