Elektronegativiteit
Als twee verschillende atoomsoorten een atoombinding vormen, ligt het gemeenschappelijk elektronenpaar in het algemeen niet precies in het midden tussen de twee atomen.
Het ene atoom trekt er als het ware wat harder aan dan het andere.
Het bindend elektronenpaar is daardoor iets verschoven in de richting van het atoom dat er het hardst aan trekt.
De mate waarin een atoom een bindend elektronenpaar naar zich toe trekt noemen we elektronegativiteit.
In tabel 40A van BINAS zijn de elektronegativiteiten van de elementen met een getalwaarde aangeduid.
De meest elektronegatieve atoomsoort in de tabel is fluor (4,1).
Cesium en francium zijn het minst elektronegatief (0,9).
Aangezien de definitie van elektronegativiteit niet ondubbelzinnig vast ligt en directe meting niet mogelijk is, zijn er ook andere getallen in omloop (zie Webelements).
Atoombinding, polaire atoombinding of ionbinding?
Bepalend voor de mate van polariteit van een atoombinding (de grootte van d+ en d-) is het verschil in elektronegativiteit van de twee atomen, en niet het feit of het een enkele, dubbele of drievoudige binding betreft.
We noemen een atoombinding polair als het verschil in elektronegativiteit (aanzienlijk) groter is dan nul. Als ondergrens wordt vaak 0,5 gehanteerd. Is het verschil in elektronegativiteit erg groot dan spreken we
van een ionbinding. Als ondergrens hanteren we vaak een verschil van 1,7. Het gemeenschappelijk elektronenpaar wordt dan geheel tot het meest elektronegatieve atoom gerekend.
De bindingstypen atoombinding, polaire atoombinding en ionbinding lopen in elkaar over.
Sieger Kooij bespreekt de elektronegativiteit van atomen.