Een ion is een atoom (of atoomgroep) met een elektrische lading.
Een positief ion ontstaat als een atoom één of meer elektronen afstaat.
Een negatief ion ontstaat als een atoom één of meer elektronen extra opneemt. In een ion is het aantal elektronen dus niet gelijk aan het aantal protonen.
Metaalatomen kunnen uitsluitend positieve ionen vormen.
Niet-metaalatomen vormen negatieve ionen. Door vorming van ionen krijgen de atomen een stabiele edelgasconfiguratie, een elektronenverdeling waarbij de buitenste schil vol is.
Grootte van de lading
Het aantal elektronen in de buitenste schil, de valentie-elektronen, bepaalt de lading van het ion.
De lading die het ion krijgt in een verbinding noemen we elektrovalentie of kortweg valentie.
De lading van het ion zetten we rechts boven het symbool van de atoomsoort.
Voor ionen die ontstaan uit de atomen van de elementen uit de groepen 1, 2 en 13 tot en met 18 in het periodiek systeem is de valentie gemakkelijk te voorspellen.
Deze ionen hebben namelijk alle een edelgasconfiguratie.
Nummer groep
1
2
13
14
15
16
17
18
Valentie
1+
2+
3+
4+
3-
2-
1-
0
De ladingen die de atomen uit de groepen 4 tot en met 12 (metaalatomen dus) krijgen, zijn meestal niet af te leiden uit het periodiek systeem.De atomen uit de groepen 4 tot en met 12 vormen in reacties ook positieve ionen, maar die hebben meestal geen echte edelgasconfiguratie. Dit hangt samen met het feit dat de elektronenschillen veel ingewikkelder van structuur zijn dan hier is uitgelegd.
De ladingen die de ionen uit deze groepen krijgen, zijn meestal ook niet af te leiden uit het periodiek systeem.
Bovendien kunnen deze atomen vaak meer dan één soort ionen vormen. Zo kunnen ijzeratomen zowel tweewaardige als driewaardige ionen vormen: Fe2+ en Fe3+. Hoe het komt dat beide ionsoorten stabiel zijn, is niet eenvoudig te verklaren en daar gaan we hier niet op in.