Een vloeistofoppervlak gedraagt zich als een soort elastisch vlies, dat altijd een zo klein mogelijk oppervlak aanneemt. Dit verschijnsel heet oppervlaktespanning.
Midden in de vloeistof wordt een molecuul van alle kanten even sterk aangetrokken. Moleculen aan het oppervlak hebben aan één kant geen buren en ondervinden daardoor netto een binnenwaarts gerichte kracht. Het gevolg hiervan is dat altijd zo min mogelijk moleculen zich aan het vloeistofoppervlak zullen bevinden en dat het vloeistofoppervlak daardoor altijd zo klein mogelijk zal zijn.
De sterkte van de intermoleculaire krachten bepaalt de oppervlaktespannning. Water heeft een driemaal zo hoge oppervlaktespanning als de meeste andere vloeistoffen (zie BINAS tabel 11).
Oppervlaktespanning ontstaat door asymmetrische krachten op moleculen aan het vloeistofoppervlak Bron: Petrucci, General Chemistry
?
Door de hoge oppervlaktespanning van kwik treedt er snel druppelvormingop Bron: McMurry & Fay, Chemistry