De maximale hoeveelheid van een stof die per volume oplosmiddel kan oplossen noemen we de oplosbaarheid van die stof in het oplosmiddel (zie ook 'Oplossingen en oplosbaarheid' in het thema 'SK 04 Mengsels en scheidingsmethoden').
De oplosbaarheid van de meeste stoffen is beperkt. Onder een verzadigde oplossing van een stof verstaan we een oplossing die de maximale hoeveelheid opgeloste stof bevat. Elke extra hoeveelheid stof die we toegevoegen, blijft onveranderd op de bodem liggen.
In een onverzadigde oplossing kunnen we nog wat van de stof oplossen.
De begrippen oplosbaarheid en mengbaarheid zijn synoniem.
Bij vaste stoffen in vloeistoffen gebruiken we meestal de term oplosbaarheid, en bij twee vloeistoffen de term mengbaarheid. Meestal gebruiken we de eenheid: gram opgeloste stof per kilogram oplosmiddel.
Een oververzadigde oplossing bevat meer opgeloste stof dan er eigenlijk op kan lossen en is niet stabiel. Het teveel aan opgeloste stof zal uitkristalliseren. Dit houdt in dat er in de vloeistof vaste stof ontstaat, totdat de oplossing juist weer verzadigd is.
Een oververzadigde oplossing kan bijvoorbeeld ontstaan als we een verzadigde oplossing snel afkoelen. De oplosbaarheid van bijna alle vaste stoffen neemt immers meestal af bij dalende temperatuur.
Bij het oplossen of mengen van stoffen treedt een warmte-effect op: de mengwarmte of oploswarmte. Soms wordt een oplossing koud, als er sprake is van een endotherm proces en soms wordt de oplossing warm, als het oplossen exotherm is (zie ook het energiediagram in 'Theorie van oplossen').