Melkafgifte

Een snelle en volledige melkafgift is heel
belangrijk. Door de spenen te masseren prikkel je de zenuwen van de koe.
Wanneer er voldoende oxytocine geproduceerd is, beginnen de spieren samen te
trekken. Hierdoor neemt de druk op het uier toe en laat de koe haar melk
schieten. Door de spenen te masseren vult de tepelholte zich met melk waardoor
de druk op het uier en de sluitspier toe neemt. Het idealemoment van
onderhangen van de melkmachine is 1 tot 1,5 minuut na het "voorbehandelen" van de koe.


De periode tussen voorbehandelen en de melk
laten schieten noemen we de latente periode. Deze periode verschilt per koe. Zo
laat de ene koe na 0,5 minuten en de andere koe na 2 minuten de melk schieten.


Om de melk zo volledig mogelijk te verwijderen,
moet de prikkeling aan de speen langdurig en krachtig zijn. De pulsatie in de
tepelbeker zorgt voor deze prikkeling, waardoor ongeveer 90% van de totale
hoeveelheid melk uit het uier gemolken kan worden.

Niet alleen door voorbehandelen laat de koe haar
melk schieten. Soms laten koeien hun melk ook al schieten bij reflexen die
standaard bij het melken horen. Krachtvoer geven voor het melken en het horen
van de melkmachine zijn van deze aspecten waar een koe op reageert.

De maximale oxytocine afgifte duurt ongeveer 3-5 minuten.
Hierbij ligt de piek op 3 minuten na het aansluiten van de melkmachine. Zoeken naar de
optimale manier van melken is er op gericht om zo weinig mogelijk restmelk te
hebben. Bij het melken van Holsteins blijft na het melken ongeveer 10% restmelk
achter. Deze restmelk bevat altijd veel vet. Het vetgehalte in de restmelk
varieert van 5% tot 20% vet. De koe moet dus binnen 5 minutengemolken zijn. De hoeveelheid restmelk hangt af
van meerdere zaken. Zo speelt de koe een rol. Het ene uier melkt beter uit
dan het andere uier. Ook speelt een rol begin en einde lactatie. Zo is de
hoeveelheid restmelk aan het einde van de lactatie soms wel 2 kg en aan het
begin van de lactatie nog geen 50 gram.



Als laatste, niet onbelangrijk, speelt de
manier van voorbehandelen een rol. Zonder voorbehandelen heb je even veel
restmelk,als met voorbehandeling, alleen duurt het melkproces langer en komt er
melk uit het klierweefsel wat onderin het uier wordt opgeslagen. We noemen dit losse melk. Je hebt dus eigenlijk twee soorten melk. Restmelk en losse melk. Restmelk is melk dat achter is gebleven in het klierweefsel. Losse melk is melk dat
'onderin' het uier is achter gebleven. 





Wanneer de koe angst, schrik of pijn heeft, zal
het hormoon adrenaline gevormd worden in de bijnieren. Dit hormoon wordt
dan afgegeven aan het bloed. Adrenaline heeft een tegengestelde werking als oxytocine. De
koe ‘trekt de melk op’. Er blijft dan veel restmelk in de uier achter. De
restmelk is die melk die na normaal melken altijd nog in de uier achterblijft
in de melkkanaaltjes en alveolen. Soms kan dit meer dan 10 % zijn. Vetbolletjes
hebben een grote diameter. Dus angst (donker, gladde vloeren in
de melkstal enz.), pijn, zwerfstromen moeten voorkomen worden omdat de koe
dan adrenaline vormt. Bij onvoldoende oxytocine afgifte of bij adrenaline in
het bloed zullen ze meer achterblijven. Ze kunnen niet goed door de
melkkanaaltjes.