Banken

Banken

Banken vervullen een transformatiefunctie in de economie. Dat wil zeggen dat zij zorgen dat de vraag naar geld en het aanbod van geld in een land bij elkaar komen. Sommige huishoudens en bedrijven hebben bijvoorbeeld geld over, wat zij gebruiken om te sparen bij een bank. En andere huishoudens en bedrijven hebben weer een tekort en dus extra geld nodig. Hiervoor sluiten zij een lening of hypotheek af. Een bank zorgt ervoor dat deze geldstromen bij elkaar komen. Zij innen het spaargeld van klanten en gebruiken dit ondermeer om leningen en hypotheken te verstrekken.

 

Wanneer je dus je spaargeld op een spaarrekening bij de bank zet, geef je het geld in feit in bruikleen. De bank kan het gebruiken om leningen en hypotheken te verstrekken of om te beleggen. De bank beschouwt het spaargeld dus als grondstof voor het verstrekken van kredieten en het doen van investeringen. Een bank heeft dus altijd spaargeld nodig om leningen te kunnen verstrekken. Wordt er geen of niet voldoende spaargeld aangetrokken, dan valt het verstrekken van leningen en hypotheken stil.

 

De renteverschillen tussen banken hebben met dit beleid te maken. Natuurlijk zullen banken het spaargeld in eerste instantie zo goedkoop mogelijk willen aantrekken, dus tegen een zo laag mogelijke spaarrente. Alleen als de rente te laag is, loopt de bank het risico dat consumenten hun spaargeld liever onderbrengen bij concurrenten met een hoge rente. De bank trekt dan te weinig spaargeld aan om hypotheken en leningen te kunnen financieren.

 

Aan de andere kant kunnen banken ook niet een te hoge spaarrente gaan bieden. Want het geld dat zij moeten betalen voor het aantrekken van spaargeld zal ook weer moeten worden terugverdiend. Dit gebeurt meestal door de hypotheek- en leenrentes te verhogen. Maar als de bank die rentes te ver verhoogt, zullen klanten voor leningen en hypotheken naar de concurrent gaan. Deze afwegingen leiden bij alle banken tot verschillende tarieven.