Te Wahipunamu, Nieuw-Zeeland
Te Wahipunamu ligt op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Een groot stuk van het land in Te Wahipunamu (ongeveer 2,6 miljoen hectare, 10 procent van Nieuw-Zeeland) bestaat uit moerasachtige draslanden, enorm hoge bergen of steile rotsen die recht naar beneden de zee in vallen. Het gebied laat zien dat er gigantische gletsjers zijn geweest, die valleien en kloven hebben uitgediept en fjorden en immens grote IJstijd-landschappen hebben gevormd.
Nieuw-Zeelands afgelegen ligging heeft ervoor gezorgd dat de meeste vogel-, dier- en plantsoorten uniek zijn. Veel vogels zijn loopvogels geworden en bomen en planten hebben zich op een opmerkelijke manier aangepast aan de regen.
De Dacrycarpus (een conifeersoort) wordt bijvoorbeeld 30 meter hoog. Bossen met dit soort bomen worden vaak ‘dinosaurusbossen’ genoemd, omdat ze er nog min of meer hetzelfde uitzien als in het tijdperk van de dinosaurussen, zo’n 65 miljoen jaar geleden.
De komst van de Europeanen bracht vele roofdieren en plagen met zich mee. De plaatselijke flora en fauna kwam in gevaar en sommige soorten stierven uit.
Een gevolg van de geïsoleerde ligging, geologische verandering en klimaatverandering in Nieuw-Zeeland, is de evolutie van plant- en diersoorten die nergens anders ter wereld voorkomen. Dezelfde krachten die Nieuw-Zeelands klimaat, planten en dieren zo bijzonder maken, hebben ze helaas ook heel kwetsbaar gemaakt. De Polynesiërs waren duizend jaar geleden de eerste immigranten die in Nieuw-Zeeland aankwamen. Zij waren de eersten die op grote schaal leefgebieden en soorten verwoestten.
Toen de Europeanen Nieuw-Zeeland koloniseerden, had het land al 23 procent van haar bossen en 30 procent van de vogels verloren. De belangrijkste soort die was uitgestorven was de moa, een grote loopvogel. Met de komst van meer mensen en roofdieren, zijn er op dit moment 503 bedreigde plant- en diersoorten in Nieuw-Zeeland. Daarnaast zijn er 44 die op de lijst van soorten staan waarvan wordt aangenomen dat ze uitgestorven zijn.
Wildpark Manas, India
Het wildpark Manas in India ligt aan de voet van de Himalaya, waar beboste heuvels overgaan in aangeslibde graslanden en tropische regenwouden. In het wildpark komen vele bedreigde diersoorten voor. Het park staat sinds 1985 op de Werelderfgoedlijst en sinds 1992 op de Lijst van bedreigd Werelderfgoed. Bedreigde soorten zijn onder andere de tijger, het dwergzwijn, de Indische neushoorn en de olifant. Een van de grootste gevaren voor deze dieren is stropen. Er waren in 1990 nog 80 neushoorns in Manas. In 1997 waren dat er 37. De Indische neushoorn, ook wel pantserneushoorn genoemd, is sindsdien niet meer officieel waargenomen en is de afgelopen tien jaar waarschijnlijk verloren gegaan aan stropen. Door middel van een rehabilitatieprogramma wordt geprobeerd om deze neushoornsoort weer opnieuw te introduceren in het gebied.