Een grote uitdaging voor Werelderfgoedbehoud is om bezoekers toe te laten zonder dat het schadelijke effecten heeft. Erfgoederen die altijd mooi en goed onderhouden zijn gebleven vanwege hun ontoegankelijkheid, zijn nu gemakkelijk te bereiken via reisbureaus en touroperators. Daarom heeft ieder Werelderfgoed een passend toerismebeleid nodig.
De Chinese Muur (Flickr/d.FUKA)
De Chinese Muur werd in 1987 op de Werelderfgoedlijst gezet. Het gedeelte van de muur dat jaarlijks miljoenen nationale en internationale toeristen trekt, is het bakstenen gedeelte in de buurt van Beijing, dat gebouwd werd tijdens de Ming-dynastie. In de Gobi-woestijn in de provincie Gansu, kunnen spectaculaire oude overblijfselen bezocht worden. Sommige gedeeltes zijn wel tweeduizend jaar oud. De droge woestijnlucht heeft ervoor gezorgd dat deze kwetsbare materialen behouden zijn gebleven. Bij dit gedeelte van de muur vind je forten gebouwd van modder en zelfs stapels riet, die aangestoken konden worden als waarschuwingssignaal als de nomaden uit het noorden zouden aanvallen. Dit gedeelte van de Chinese Muur krijgt relatief weinig bezoekers en de angst bestaat dat een toename van het aantal toeristen de kwetsbare overblijfselen kan beschadigen.
Te Wahipounamu, Nieuw-Zeeland (Flickr/fras1977)
Een van de meest adembenemende natuurlijke Werelderfgoederen is de Te Wahipounamu in Zuidwest Nieuw-Zeeland. Het natuurschoon van dit gebied is goed in stand gehouden. Dit komt onder andere doordat Nieuw-Zeeland zo ver ligt van andere landen. Hierdoor blijft de rijke en unieke biodiversiteit van het gebied behouden. Door verbeterde transportmogelijkheden en een toename in toerisme, weten veel mensen de weg naar Nieuw-Zeeland nu toch te vinden. Er is de afgelopen jaren daarom veel discussie geweest over het aanleggen van een snelweg door het gebied, om twee steden – Haast en Milford – met elkaar te verbinden en zo de toegang voor toeristen gemakkelijker te maken.