Zoek, in overleg met je docent, een dier uit, uit het dierenverblijf, die je kunt observeren.
Voor je goed kunt observeren, moet je weten wat het dier zoal doet, zodat je vervolgens kunt aantekenen (turven) hoe vaak het dier dat gedrag vertoont. Daarom kijk je 10 minuten naar hetzelfde dier. Je doet de opdracht in tweetallen. Spreek af wie schrijft en wie de tijd in de gaten houdt.
Vul tabel 6 in en maak daarna een observatieverslag m.b.v. het schrijfkader in je leerwerkboekje.