Opdracht 2 Theorie

A. Bestudeer de micro, meso en macro-omgevingsfactoren en beantwoord de onderstaande vragen:

  1.  Leg in eigen woorden uit wat onder de begrippen micro, meso en macro verstaan wordt.
  2. Met welke modellen kun je de micro-omgeving beschrijven?
  3. Welke letters van de SWOT-analyse worden met welke modellen beschreven?
  4. Verklaar in eigen woorden de volgende begrippen:
    a. bedrijfstak
    b. distributiekolom
    c. belegger
    d. aandeelhouder
    e. consumentenorganisatie
    f. milieugroep
  5. Welk model kun je gebruiken voor de beschrijving van de meso-omgeving.
  6. Welk model kun je het beste gebruiken voor de beschrijving van de macro-omgeving?.

B. Bestudeerhet INK-model en beantwoord de onderstaande vragen:

  1. Wat is het doel van het INK-model?
  2. Wat zijn de vijf fundamentele kenmerken van dit model?
  3. Wat wordt verstaan onder de volgende begrippen:
    a. resultaatgerichtheid
    b. transparantie
    c. toegevoegde waarde
    d. bureaucratie
    e. prestatie-indicator
    f. Keten
    g. innovatie
    h. trend
  4. Leg in eigen woorden uit waarom de PDCA-cyclus ook wel de Deming-cirkel genoemd wordt.
  5. Welk probleem kent de PDCA-cyclus?
  6. Waarvoor staat de afkorting HRM? Leg in eigen woorden uit wat hiermee bedoeld wordt?
  7. Wat is het tiende aandachtsgebied van het INK-model? Geef in eigen woorden weer wat dit tiende aandachtsgebied omhelst.
  8. Welke vijf ontwikkelingsfasen moet een organisatie doorlopen om een excellente organisatie te worden/zijn?
  9. Op welke drie manieren kan een organisatie het INK-model gebruiken?
  10. Geef in eigen woorden weer wat wordt verstaan onder:

a. visie
b. strategie
c. doelstelling
d. productgroep
e. klantsegment
f. efficiency
g. effectiviteit
h. jaarresultaat
i. integraal
j. stakeholder

C. Bestudeer het DESTEP-model en beantwoord de onderstaande vragen: 

  1. Waarvoor staan de letters in DESTEP?
  2. Wat is e betekenis van dichtheid als demografische factor?
  3. Geef in eigen woorden weer wat wordt verstaan onder

a. inflatie
b. individualisme
c. consumentisme
d. infrastructuur
e. communicatie
f. ecologie

D. Bestudeer het 7S-model en beantwoord de onderstaande vragen:

  1. Waartoe dient het 7S-model?
  2. Uit welke aspecten bestaat het 7S-model?
  3. Geef in eigen woorden weer wat wordt verstaan onder
    a. performance
    b. synergie
    c. kwantitatief
    d. kwalitatief
  4. Wat is een sleutelvaardigheid?
  5. Wat is een ad hoc-bezigheid?

E. Bestudeer het ESH-model en beantwoord de onderstaande vragen:

 

  1. Waarvoor staan de letters ESH?
  2. Welke componenten voor de organisatiebesturing kent ESH?