Dialoog 1:
Situatie schetsch + betekenis:
Twee (of meerdere personen) ontmoeten elkaar. Iemand vraagt om hulp, advies, een idee, wil dat de ander iets voor hem doet.
Stel je voor je studeerd. Er is een grote kans dat je dan kennis zal maken met een Duitse student (er zijn momenteel namelijk erg veel Duitse studenten, die meestal maar weinig Nederlands kunnen spreken, ze zijn immers nog niet zo lang in Nederland). Deze student moet nog van alles uitzoeken en begrijp evt. een uitleg of opdracht niet. Hij/zij kan je dan dus om hulp of advies vragen. OF
Je werkt in een bedrijf. De meeste bedrijven hebben betrekkingen met Duitse bedrijven. Je wordt gebeld vanuit Duitsland en je "collega" vraagt om hulp of uitleg of advies. Dat kan natuurlijk ook andersom.
!! Wist je trouwens dat Nederland elk jaar ongeveer 8 miljard euro misloopt omdat werknemers onvoldoende Duits kunnen spreken?!!
Katja: Hallo Susi, setz dich doch!
Susanne: Gerne. Hast du einen Moment Zeit?
Katja: Natürlich.
Susanne: Ich brauche deinen Rat.
Katja: Was kann ich für dich tun?
Susanne: Du gehst doch in die Schule für Touristik?
Katja: Ja.
Susanne: Ich würde mir die gerne mal angucken.
Katja: Soll ich dich mal mitnehmen?
Susanne: Das wäre nett. Ich traue mich nämlcih nicht alleine.
Katja: Nur keine Angst! Passt es dir morgen?
Susanne: Dann habe ich einen Termin. Geht es auch nächste Woche?
Katja: Okay.
Dialoog 2:
Situatie schets + betekenis:
Een vriend/vriendin van je is niet goed bezig met wat dan ook. Als vriend is het min of meer je plicht iemand dan daarop te wijzen. Je hebt immers het beste met hem/haar voor.
Denk terug aan dialoog 1. Ook nu kun je weer denken aan een Duitse medestudent/e of een handelsrelatie.
Als werknemer wil je natuurlijk het beste voor je bedrijf en als er dreigt iets mis te lopen ben je ook verplicht daarvoor te zorgen dat het wel goed komt. Dus als er iets mis gaat bij je Duitse collega's moet je misschien even bellen en het probleem aankaarten.
Stefan: Du tust nichts mehr für die Schule.
Martin: Nein. Warum auch?
Stefan: Das geht schief so. Ich warne dich.
Martin: Was geht dich das an?
Stefan: Du bist mein Freund.
Martin: Ich will eine Lehre machen.
Stefan: Tust du mir einen Gefallen?
Martin: Mit Jankow reden, meinst du?
Stefan: Ja. Du musst etwas unternehmen.
Martin: Ich brauche keine Hilfe.
Stefan: Hör auf mit dem Quatsch, oder ich rede nicht mehr mit dir.
Martin: Okay, okay. Schon gut.
Stefan: Man braucht zuerst ein Diplom. Nur damit kann man (eine) Karriere machen
Martin: Leider ja.
Dialoog 3:
Situatie schets + betekenis:
Je hebt iets met (meerdere) mensen afgesproken. Je hebt bv. een tijd, plek en wat je wil gaan doen bepaald in afspraak met je vrienden. Maar er gaat iets mis en nu dreigt van alles mis te gaan. Samen moeten jullie erover nadenken wat je nu wel of beter niet kunt doen om ervoor te zorgen at het alsnog goed komt.
Studenten tijd is ook de tijd van lol hebben, samen biertjes drinken, uitstapjes maken noem maar op. Ook ben je nog wat jonger maak je vaak afspraken om iets te ondernemen. Ik geef hier vaak studenten aan omdat je uiterst dan hoogstwaarschijnlijk in contact zal komen met Duitsers.
Stefan: Patrick und Lisa müssten schon hier sein.
Katja: Wenn sie nicht rechtzeitig da sind, können wir die Tour vergessen.
Stefan: Was machen wir jetzt? (Was sollen wir jetzt machen?)
Katja: Keine Ahnung. Nils darf hier nicht parken. Das ist nicht gestattet (= toegestaan, D= erlaubt)
Stefan: Wollen wir ihn anrufen? (sollen wir - kan ook)
Katja: Nils? Ich habe seine Nummer nicht dabei.
Stefan: Hm. Das ist also keine gute Idee.
Katja: Hast du einen besseren Vorschlag?
Stefan: Eigentlich nicht. Was schlägst du vor?
Katje: Wollen wir uns hier drüben hinstellen? Da sieht Nils uns bestimmt. Und er darf dort halten.
Oder hast du etwas dagegen?
Stefan: Nein, nein. Einverstanden.