Door de contracties pompt het rechter ventrikel bloed naar de longen via de arteria pulmonales (longslagader). Als het bloed door de capillairen van zowel de linker- als rechterlong stroomt, vindt gaswisseling van O2 en CO2plaats. Zuurstofrijk bloed keert terug uit de longen via de vena pulmonales (longader) naar het linker atrium van het hart. Vervolgens stroomt het zuurstofrijk bloed in het linker ventrikel, deze pompt het zuurstofrijk bloed naar de grote bloedsomloop. Het bloed verlaat het linker ventrikel via de aorta, die het vervoert naar het gehele lichaam via slagaders. De eerste takken van de aorta worden de kransslagaders genoemd, deze zorgen voor de bloedtoevoer naar de hartspier. Vervolgens vertakken ze zich tot capillairen van het hoofd, de hals, de boeg en de voorbenen. De aorta loopt vervolgens naar de buik, waar zuurstofrijk bloed aan de buikorganen en de achterbenen wordt geleverd.18
Het zuurstofarme bloed afkomstig van de organen komt via venules in de aderen. Zuurstofarm bloed uit het hoofd, hals en voorbenen wordt verzameld in de bovenste holle ader, de vena cava cranialis. De onderste holle ader, de vena cava caudalis, voert bloed uit de romp en achterbenen. Vanuit de twee venae cavae stroomt het bloed in het rechteratrium, waarna het zijn weg vervolgd naar het rechterventrikel. De cyclus van de bloedsomloop is nu rond en start opnieuw. 22
De longen liggen dicht bij het hart en de longslagader en venen zijn daardoor relatief kort en breed. Onder normale omstandigheden hoeft het rechterventrikel dus relatief weinig kracht te leveren om het bloed door de kleine bloedsomloop te stuwen. Daardoor is de wand van het rechterventrikel relatief dun. Wanneer het rechterventrikel zich samentrekt, werkt hij als een blaasbalg, die het bloed tegen de binnenwand en daarna naar buiten door de pulmonalisklep perst. Dit mechanisme zorgt dat met minimale inspanning bloed zeer efficiƫnt wordt verplaatst, waardoor een lage bloeddruk ontstaat. Dit zelfde systeem zou voor het linkerventrikel niet geschikt zijn.
Voor het rondpompen van bloed door de grote bloedsomloop is zes tot zeven keer zoveel kracht nodig
als voor het rondpompen van bloed door de kleine bloedsomloop. Het linkerventrikel heeft een dikke, sterk gespierde wand. Wanneer dit ventrikel samentrekt, gebeuren er twee dingen:
Terwijl de krachtige linkerventrikel zich samentrekt, puilt hij uit in de holte van de rechterventrikel, waardoor het bloed uit de rechterventrikel wordt gestuwd. 22