Het zadel wordt ondersteund door de wervelkolom en de borstwervels, de schoft, de ribben en het schouderblad. Daarnaast heeft het zadel vooral invloed op de brede rugspier (m. latissumus dorsi), de lange rugspier (m. longissumus dorsi ) en de monnikskapspier (m. trapezius). Doordat de monnikskapspier rondom de schoft ligt en is bevestigd aan het schouderblad, is deze gevoelig voor de druk van de voorboom en wrongen van het zadel. (Nicholson, 2012)
Het ruitergewicht rust tijdens het rijden voor het grootste gedeelte op de brede rugspier (m. latissimus dorsi) en de lange rugspier (m. longissimus dorsi). Daarnaast heeft de ruiter ook invloed op het achterste deel van de monnikskapspier (m. trapezius). Het gewicht van de ruiter komt overeen met de totale druk onder het zadel (De Cocq, et al., 2006). Tijdens het geven van hulpen oefent de ruiter met de kuit invloed uit op een diepe schuine rugspier (m. serratus ventralis). ??
Wanneer een ruiter op de rug van een paard gaat zitten, strekt het paard zijn rug door zijn rugspieren aan te spannen. Paarden proberen deze strekking van de ruggengraat tegen te gaan door het voorbeen meer terug te trekken (retractie). (De Cocq, 2004) Retractie van de voorbenen heeft volgens het ‘bow and string model’ van Slijper (1946) effect op het compenseren van het buigen van de wervelkolom. Het model berust op de aanname dat de wervelkolom een ‘boog’ (bow) is die gespannen wordt door de buikwand, de ‘snaar’ (string). Het samentrekken van de buikspieren, evenals de retractie van de voorbenen en met name de protractie van de achterbenen, spannen de boog waardoor de rug buigt. Wanneer de snaar wordt gespannen, retractie van de voorbenen en protractie van de achterbenen plaatsvindt, strekt de rug en wordt de rug hol. Hoe protractie en retractie in zijn werk gaan, wordt beschreven in paragraaf 2.6. Als het hoofd omlaag gaat, trekt het ligamentum nuchae aan de schoft en wordt de wervelkolom gebogen. Het opheffen van het hoofd maakt de rug hol. Bij een holle rughouding worden de lange rugspieren van het paard samengetrokken en wordt het ventrale longitudinale ligament uitgerekt. Door een holle rug wordt het gewicht van de ruiter niet door de spieren gedragen, maar op de ruggengraat. Dit zorgt op lange termijn voor rugproblemen. (Heuschmann, 2012) Om de rugspieren te ontspannen, dient het paard zijn buikspieren aan te spannen, waardoor de rugspieren langer worden.