Het zadel moet aan de onderkant de vorm van de paardenrug en aan de bovenkant het bekken van de ruiter volgen om problemen te voorkomen. Zadels verdelen het gewicht van de ruiter over de paardenrug. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat zadels invloed hebben op de beweging van rug en ledematen van het paard (De Cocq et al., 2004; De Cocq, 2005). De bewustwording van het gebruik van een goed passend zadel voor betere prestaties, gezondheid en welzijn, heeft geresulteerd in de ontwikkeling van nieuwe zadeltypen. Traditioneel werd de pasvorm van het zadel beoordeeld op een paard dat stilstaat. Tegenwoordig kan een meetsysteem als de zadeldrukmat ook de druk gedurende de bewegingen in verschillende gangen meten, waarbij de vorm van de paardenrug en de druk die de ruiter uitoefent op het paard voortdurend veranderen. Inzicht in de pasvorm van een (goed) passend zadel is de basis voor het voorkomen van rugproblemen.
Een goed passend zadel heeft een wijd uniform contactgebied tussen zadel en paard. De maximale normale spanning op de paardenrug mag niet meer dan 3.0 N/cm2 bedragen en er mogen geen spanningspieken ontstaan. Met een zadelmeetsysteem kan dit gecontroleerd worden tijdens bijvoorbeeld het aanmeten van een zadel. (De Cocq et al., 2004; De Cocq, 2005) Bij het uitzoeken van een zadel moet zowel naar de ruiter als naar het paard worden gekeken. Om de ruiter een goede balans te geven moet het zadel de juiste lengte hebben. Het zadel mag niet over de achttiende wervel van het paard komen (Masters of Saddle, 2001). Wanneer het zadel te ver naar achter ligt, drukt het op de lumbale regio in de rug. Dit kan niet alleen tot rugpijn leiden, maar ook tot slechte spierontwikkeling. De kleine buiging die mogelijk is in de lumbosacrale overgang zorgt ervoor dat het bekken kan kantelen. Wanneer het zadel op dit gebied drukt, wordt deze buiging belemmerd. Terwijl de kanteling van het bekken een belangrijke rol speelt tijdens de beweging van het paard.
Wanneer het zadel niet goed past, ontstaat een onregelmatige drukverdeling over de paardenrug. De bewustwording van het gebruik van een goed passend zadel voor betere prestaties, gezondheid en welzijn, heeft geresulteerd in de ontwikkeling van nieuwe zadeltypen. Traditioneel werd de pasvorm van het zadel beoordeeld op een paard dat stilstaat. Tegenwoordig kan een meetsysteem als de zadeldrukmat ook de druk gedurende de bewegingen in verschillende gangen meten, waarbij de vorm van de paardenrug en de druk die de ruiter uitoefent op het paard voortdurend veranderen. Door deze objectieve meting is de pasvorm van het zadel ook tijdens bewegingen in kaart te brengen waardoor het gebruik van niet passende zadels kan worden tegengegaan. Het is van belang om een zadel zowel met als zonder ruiter te passen en te beoordelen. Na een kwartier rijden kan de schoftvrijheid echter veranderen. De schoftvrijheid wordt beoordeeld terwijl het zadel op het paard ligt en aangesingeld is. Om de schouderbladen te ontzien, moet het zadel net achter het schouderblad liggen, waarbij de punt van de zadelboom parallel achter de schouderbladen ligt. Het zadel in figuur 4.3 (Kopje "de invloed van zadeldruk"). is correct geplaatst, zodat de bewegingen van het paard zo min mogelijk worden belemmerd. Wanneer een zadel wordt gepast, moet er rekening worden gehouden met de (glijdende) bewegingen van het schouderblad. Het zadel mag nergens drukken, knijpen of belemmeren. Dit geeft pijn en heeft als gevolg dat het paard slechter presteert. (Higgins en Martin, 2009; Steyt, 2012) In een ideale situatie mag het zadel niet verder komen dan de laatste borstwervel, ter hoogte van de laatste rib, welke dichterbij de achterhand van het paard ligt. Wanneer dit wel het geval is, komt het zadel op de lendenwervels te liggen. Hierdoor ontstaat een verhoogde druk rondom de lendenen, wat kan resulteren in een holle rug, rugpijn en een zwakke spierontwikkeling. (Steyt, 2012)
Het zadel mag niet bruggen. Bij ‘bruggen’ ontstaan zowel op de voor- en achterkant en zowel links- als rechts drukpunten. Er is geen of weinig druk in het middel van het zadel. Daarnaast mag het zadel niet over de rug schuiven. Het gebied wat vlak achter het zadel ligt, is een kwetsbaar gebied. Een toenemend aantal ruiters is de laatste jaren met een boomloos zadel gaan rijden, omdat dit type zadel beter zou zijn voor de paardenrug. Boomloze zadels zouden zich beter aanpassen aan het exterieur van de paardenrug en het gewicht van de ruiter gelijkmatiger verdelen door gebruik te maken van een dynamischer en flexibeler raakvlak tussen ruiter en paard. Het onderzoek van Latif et al. (2010) ondersteunt deze theorie echter niet. In deze studie werd aangetoond dat de drukverdeling onder een boomloos racezadel zich concentreerde op bepaalde gebieden van de rug die varieëerden met de positie van de ruiter. Daarnaast is ook uit onderzoek van Belock et al. (2011) gebleken dat het traditionele zadel, in vergelijking met het boomloos zadel, tijdens doorzitten in draf het ruitergewicht over een groter gebied verdeeld, een lager drukgemiddelde en een lagere maximale druk heeft. Het traditionele zadel had een vrij gelijkmatige drukverdeling over de paardenrug, terwijl het boomlooszadel minder druk op de voor- en achterkant liet zien en meer druk in het midden. Ook bleek het contactoppervlak bij het traditionele zadel groter te zijn. Het contactoppervlak van het boomloos zadel is kleiner waarbij de druk geconcentreerd is onder de zitbeenknobbels van de ruiter. Uit deze bevindingen wordt aangenomen dat de zadelboom effectief is bij het verdelen van het gewicht van zadel en ruiter over de paardenrug en wordt voorkomen dat de druk zich op bepaalde gebieden van de rug concentreert. (Belock, et al., 2011; Latif, et al., 2010)
Om het half jaar moet gecontroleerd worden of de drukverdeling onder het zadel nog gelijk is. De rug van het paard kan namelijk voortdurend door training of rust veranderen (spieraanmaak- of afbraak) waardoor het zadel niet meer goed past. Het aanpassen van het zadel en het vergroten van het contactgebied verminderen rugpijn. (Mönkemöller et al., 2005) Wanneer het zadel na het rijden abrupt van het paard wordt gehaald, stroomt het bloed met kracht in de beschadigde haarvaatjes, waardoor vocht uittreedt en zwelling ontstaat. Als dit zich herhaalt, ontstaat littekenweefsel (bindweefsel) op het spierweefsel. Hierdoor ontstaan zwellingen, harde plekken en bultjes, evenals witte of haarloze plekken in de vacht. Zwellingen kunnen door de ruiter voorkomen worden door na het rijden de volgende stappen te volgen:
1. loop na het afstijgen nog een paar rondjes naast het opgezadelde paard;
2. maak hierbij na een paar minuten de singel een aantal gaatjes losser;
3. laat het zadel na het volledig losmaken van de singel nog even op het paard liggen;
4. haal het zadel tot slot rustig van de paardenrug zodat het bloed kan terugvloeien in het lichaamsweefsel.
De zit van de ruiter dient in overeenstemming te zijn met de spiercyclus van aanspannen en ontspannen van de paardenrug. Dit geldt voor de gangen stap, draf en galop. Het zwaartepunt van de ruiter dient op gelijke hoogte te zijn met het zwaartepunt van het paard. Het zwaartepunt van het paard ligt meer richting de voorhand. Door de beweging van het paard verandert het zwaartepunt. De ruiter dient mee te zitten in de voorwaartse beweging van het paard. De ruiter zit rechtop in het zadel op beide zitbeenknobbels. (KNHS, et al., 2000; Nicholson, 2012; Niemeyer Eastwood en Hessay, 2011; Muller, 2004) In draf kan de ruiter drie verschillende technieken gebruiken: lichtrijden, doorzitten en verlichte zit. Verlichte zit heeft de laagst gemiddelde zadeldruk en is hiermee het minst belastend voor de paardenrug. Tijdens lichtrijden wordt de rug minder belast dan tijdens doorzitten. De maximale buiging van de rug gedurende het lichtrijden, is gelijk aan de maximale buiging van de rug zonder gewichtsbelasting. Uit onderzoek van De Cocq et al. (2009) is gebleken dat de bewegingsvrijheid (Range of Motion; ROM) van de gewrichten in de rug groter is tijdens lichtrijden dan tijdens doorzitten. Verder is uit dit onderzoek voortgekomen dat paarden hun hoofd lager houden tijdens lichtrijden, waardoor de rug boller wordt. De rug strekt tijdens doorzitten. (Peham, et al., 2009). Een lage druk onder het zadel komt overeen met een hoge druk op de stijgbeugel. (Van Beek, et al., 2011) Een goede training is erop gericht dat de rug geoefend wordt om het gewicht van de ruiter te dragen. Deze training richt zich over het algemeen op het voorwaarts - neerwaarts rijden van het paard. (Van Daalen en Van Muiswinkel, 2010; Niemeyer Eastwood en Hessay, 2011)