Achtergrond

 

Lichaamstaal

De oren van een paard zijn de belangrijkste lichaamsdelen voor niet-vocale communicatie (Waring, 1983)  Onderstaand figuur geeft weer wat de verschillende oorstanden van een paard betekenen. Deze betekenis kan variëren van ‘bereid om samen te werken’ tot ‘grote angst’. ?Beweging van de oren duidt op aandachtig zijn, alertheid, bereidheid om mee te werken en oriëntatie. Wanneer de oren van het paard niet bewegen duidt dit op grote angst of pijn. (Zeitler-Feicht, 2004)

Naast de oren is ook de staartpositie een belangrijk lichaamsdeel om de stemming van een paard te peilen (McGreevy, 2012). Onderstaand figuur laat de verschillende posities met bijbehorende betekenis zien. De positie varieert van verheven naar gedragen, naar los laten hangen, naar ingetrokken. De stemmingen die daarbij horen zijn respectievelijk opwinding, aandachtig, pijn en angst. Wanneer een paard overdadig zwiept met zijn staart kan dit duiden dit op angst of pijn.  (Zeitler-Feicht, 2004)

In de onderstaande tabel zijn voor verschillende gemoedstoestanden van een paard, enkele lichaamssignalen benoemt. Deze tabel is echter niet helemaal compleet. Bij pijn staat bijvoorbeeld geen signaal bij de oren, terwijl net is gezien dat deze bij bijvoorbeeld extreme angst plat naar achter liggen. Uit de tabel blijkt dat men niet alleen naar één lichaamsdeel moet kijken, maar naar het paard in het geheel. Wijd opengesperde neusgaten kunnen bijvoorbeeld duiden op opwinding, maar ook op angst of agressie.

 

Signalen (Schay-Beneke, J. 2012)

 

Angstsituaties

Angstsituaties moeten ten allen tijde vermeden worden. Deze situaties zijn niet prettig voor het paard, maar kunnen ook gevaarlijk zijn. Een paard in angst weet niet altijd wat hij doet en houdt op zo’n moment ook geen rekening met de ruiter. Een voorbeeldreactie van een paard is te zien bij één van de oefeningen van de hartslagmeter. Hierbij schrikt een paard van een opengaande paraplu en springt opzij. In dit filmpje is de ruiter er op voorbereid, maar deze situatie komt ook regelmatig voor wanneer een ruiter hier niet op voorbereid is. Het gevaar is dan dat de ruiter van het paard kan vallen.
Omdat een paard een prooidier is, zal het in angstige situaties (fright) altijd eerst proberen weg te rennen (flight). Kan een paard hier niet voor vluchten, bijvoorbeeld bij constante druk op het bit, zal het paard conflictgedrag gaan vertonen om toch hiervan af te komen (fight). Als zelfs dit conflictgedrag niet meer helpt om van het ongemak af te komen, worden de paarden ongevoelig voor de druk (freeze). Deze paarden werken dan nog met tegenzin en worden dan omschreven als bijvoorbeeld ‘een zure merrie’.  (McGreevy, 2012)

Angstreacties paarden

Habituatie is de manier om paarden te laten wennen aan iets wat zij eng vinden. Dit proces kan versneld worden door het paard gedurende de ansgtsituatie een ander gedrag te laten uitvoeren. (McGreevy, 2012) Een voorbeeld hiervan: een paard is bang voor een voorwerp aan de rand van de bak. Wanneer dit voorwerp gepasseerd moet worden, kan de ruiter het paard een moeilijkere oefeningen laten doen zodat het paard zijn aandacht daar op richt. Hierdoor heeft het paard niet door dat hij een eng voorwerp passeert.