De rug

Botten/wervels

De ruggengraat van het paard is een centraal deel van het skelet dat het hoofd ondersteunt en het ruggenmerg
beschermd. In het ruggenmerg bevinden zich vitale zenuwen, die impulsen naar de hersenen doorgeven. Uit elk van de wervels lopen een paar zenuwen uit het ruggenmerg naar verschillende delen van het lichaam.

De ruggengraat kan onderverdeeld worden in de schedel, de halswervels (cervicale wervels; blauwe gedeelte), de borstwervels (thoracale wervels; paarse gedeelte), de lendenwervels (de lumbale wervels; groene gedeelte) en het heiligbeen (sacrale gedeelte). Na het heiligbeen komt het staartbeen (coccygeale gedeelte). (Davies, 2005; Higgins en Martin, 2009)

De ruggengraat bestaat uit achttien borstwervels. Tussen deze wervels zit een tussenwervelschijf. (Higgins en Martin, 2009) Deze schijf fungeert als schokdemper en houdt twee wervellichamen gescheiden (Rostocki, 2012). Tussen ieder gewricht (wervel) is beweging mogelijk van maximaal één tot twee graden. Dit zorgt ervoor dat de ruggenwervels slechts beperkt kunnen bewegen en een stijf gebied vormen. Door dit stijve gebied is het voor paarden mogelijk ruiters op hun rug te dragen. Elk wervellichaam van de ruggengraat heeft een doornuitsteeksel van maximaal 25 cm. Door deze doornuisteeksels bevindt de ruggengraat zich relatief laag. Deze uitsteeksels vormen een aanhechtingspunt voor spieren en ligamenten en werken als hefboom voor beweging. De wervels die de schoft vormen (de vierde en de vijfde borstwervel) hebben de langste doornuitsteeksels. De lengte van de doornuitsteeksels op de wervellichamen worden korter naarmate ze dichter bij de staart komen. De ribben van een paard zijn door middel van gewrichten aan de aangrenzende borstwervels bevestigd. De eerste acht paar ribben, die het hart en de longen beschermen, worden de ware ribben genoemd en zijn verbonden met het borstbeen. De andere tien paar worden de zwevende ribben genoemd. Deze ribben zijn bevestigd d.m.v. van een ligament en kraakbeen, maar zijn niet bevestigd aan het borstbeen. (Higgins en Martin, 2009)

Vanaf de 18e wervel loopt het thoracale gedeelte van de rug over in het lumbale gedeelte. Dit zijn zes wervels die de ruggengraat vervolgen, maar die niet verbonden zijn aan de ribben. Dit gebied wordt ook wel de lendenen genoemd. De zesde wervel van het ruggedeelte is verbonden met het heiligbeen door middel van de lumbosacrale overgang. Dit gewricht zorgt ervoor dat het paard zijn rug bol kan maken en zijn bekken kan kantelen. Het achterbeen is met het heiligbeen verbonden via het SI-gewricht. Hierin is geen beweging mogelijk. De beweging van het bekken ontstaat door de buiging en strekking in de lumbosacrale overgang. Dit wordt gestabiliseerd door de aanhechting van spieren en ligamenten. (Higgins en Martin, 2009)

Spieren

De belangrijkste spieren, die bijdragen aan de stabiliteit van de rug, liggen dicht tegen de ruggengraat aan. De langste spier is de brede rugspier (m. latissimus dorsi). De spieromvang van de spieren rond de wervels (ruggenraat) nemen in omvang en kracht toe naarmate ze verder van de wervels af liggen. Deze brede rugspier zorgt voor de gymnastische beweging en de ondersteuning van de rug. Ook dragen zij bij aan
het voortstuwen van de beweging die vanuit de achterhand komt. De rugspieren kunnen in twee groepen onderverdeeld worden, namelijk:

Ligamenten

Naast spieren zijn er verschillende ligamenten die de rug ondersteunen. Het ligamentum supraspinale strekt
zich van de schoft tot het heiligbeen uit over de doornuitsteeksels en is met elk van deze uitsteeksels verbonden. Hoe dichter bij het heiligbeen, hoe vezeliger en minder elastisch het ligament wordt. Bij uitrekking, bolt de ruggengraat in samenwerking met de buikspieren enigszins op. Door bewegingen te
beperken en wervels op hun plaats te houden, wordt steun, kracht en stabiliteit aan de rug gegeven. Als dit ligament efficiënt samenwerkt met het lig. nuchae in de nek en hals, kunnen de rugspieren een bijdrage leveren aan zowel de stuwkracht als de ondersteuning.
Het ventrale longitudinale ligament zit aan de onderkant van het wervellichamen vast. Het ligament begint bij de vijfde borstwervel en strekt zich uit tot aan de staartwervels. Het sterke ligament biedt steun aan borst- en lendenwervels en het heiligbeen. Wanneer de rug zich hol trekt, wordt het ligament uitgerekt. (Higgins en Martin, 2009)