Indeling in het dierenrijk

Het dierenrijk

Het dierenrijk is rijk aan diersoorten en daarmee ook aan namen. Als je geen goede afspraken over de namen maakt, zie je door de bomen het bos niet meer. 

 

Het dubbele naamgevingssysteem

Als je dieren gaat verzorgen, moet je weten waar je het over hebt! Daarom is kennis van het dierenrijk noodzakelijk. Daarbij is een systematische indeling belangrijk. Een goede systematiek rangschikt de dieren in groepen, volgens overeenkomsten in eigenschappen. De wetenschap die zich met deze rangschikking en naamgeving bezighoudt, is de taxonomie.

De naamgeving binnen het dierenrijk is gebaseerd op een systeem van dubbele namen. Dit systeem van naamgeven heet het binominale systeem, of het dubbele naamgevingssysteem.

Bij het binominale systeem zijn dieren (en ook de overige organismen) ingedeeld op grond van overeenkomstenin bouw en gedrag. Als je nauwkeurig indeelt, ontstaan groepen dieren (families) die ongeveer dezelfde verzorging vragen, juist ook omdat ze ongeveer op dezelfde manier leven.

Zoogdieren en reptielen zijn totaal verschillend. Als je zoogdieren verder onderverdeelt in roofdieren en daarvan de landroofdieren neemt, kom je tenslotte uit bij de groep hondachtigen.

Deze groep bestaat uit de beren, de marterachtigen en de honden. De honden zijn op hun beurt nog verdeeld in:

• vossen: rode vos, poolvos, zilvervos;

• jakhalzen: jakhals, coyote;

• wolven: grijze wolf;

• echte honden: wilde honden: dingo’s, hyenahonden, en huishonden

 

 Naamgeving in het Latijn

 

What’s in a name? Nou, bij dierennamen heel veel! Felis sylvestris is de Latijnse naam voor de Europese boskat. De twee Latijnse namen komen je misschien wel bekend voor. Felis betekent: kat. Je komt het verbastering in allerlei namen voor kattenbenodigdheden of kattenverenigingen tegen. Silvestris betekent: met bos, bosrijk.

 

Felis sylvestris bekent dus: kat uit het bos. Latijnse woorden en namen worden veel gebruikt in de dierenwereld.

 

Zo is domesticatie afgeleid van het Latijnse woord ‘domus’, dat huis betekent. Domesticus is huiselijk. Ergens je domicilie hebben, betekent dat je daar woont. Je zult later in de opleiding nog wel meer Latijn tegenkomen, vooral bij de gezondheidsleer. 

 

Carolus Linnaeus

 

De Zweedse onderzoeker Carolus Linnaeus (1707-1778) introduceerde het systeem van dubbele namen, of wetenschappelijk gezegd het binominale systeem. In dit systeem bestaat de wetenschappelijke naam dus altijduit twee of meer delen. Zo kennen we de naam Felis sylvestris voor de wilde Europese boskat. Felis domesticus is de naam voor onze huiskat. Deze kat lijkt, ook wat de naam betreft dus, erg op de wilde kat. Het eerste deel is de   geslachtsnaam en het tweede deel geeft de soort aan. We hebben dus te maken met het geslacht katten(Felis) en de soorten huiskat (domesticus) en Europese wilde kat (sylvestris). Geslachten kun je weer in families onderbrengen, families in orden en orden in klassen. De geslachtsnaam begint altijd met een hoofdletter, de soortnaam met een kleine letter.

 

Je eigen naam bestaat ook uit twee namen, eerst je voornaam en dan je geslachtsnaam (achternaam). Bij de dierennamen is de volgorde dus net andersom.

 

De indeling

Alle organismen, dat zijn alle vormen van leven die op aarde voorkomen, zijn volgens een bepaalde systematiek ingedeeld. In de figuur hieronder zie je hoe de Ierse rat binnen deze systematiek valt.

 

 

Het Dierenrijk (Regnum animale) is een systematische groep die alle dieren omvat. Er zijn meer dan 1 miljoen diersoorten beschreven.

Soorten die veel op elkaar lijken, bijvoorbeeld leeuwen, tijgers en panters, neemt men samen in een geslacht (genus). De wetenschappelijke naam wordt gevormd door de geslachtsnaam en de soortnaam, bijvoorbeeld

Felis leo (leeuw), Felis tigre (tijger), en dus ook onze Felis domesticus (huiskat).

Geslachten die een overeenkomst vertonen, voegt men samen tot een familie.

Families met een aantal gelijke kenmerken, voegt men samen tot een orde.

Een aantal orden vormt samen een klasse, een aantal klassen vormt een afdeling of stam.

 

De soort

Onder een soort verstaat men de onderafdeling van een geslacht, alle dieren die bij een vrije partnerkeuze een natuurlijke voortplantingsgemeenschap vormen en vruchtbare nakomelingen voortbrengen, behoren tot een soort.

Er is dus een belangrijke voorwaarde om tot een soort te behoren, namenlijk kunnen paren en vruchtbarenakomelingen voortbrengen. Er moet daarbij sprake zijn van een (vrije) partnerkeuze, er mag niet kunstmatig ingegrepen worden door de mens.

Een haas bijvoorbeeld, kan niet een konijn bevruchten, andersom ook niet. Ze behoren niet tot dezelfde soort.

De wolf en de hond behoren wel tot dezelfde soort, ze kunnen met elkaar paren en voor vruchtbare nakomelingen zorgen. Poolhonden worden van tijd tot tijd met een wolf gekruist om weerbare dieren te houden, deze kruisingen zijn overigens in veel landen verboden omdat de nakomelingen wanneer ze volwassen zijn niet meer als huisdier gehouden kunnen worden vanwege hun agressieve gedrag.

Een paard en een ezel kunnen wel paren en er kunnen nakomelingen uit voortkomen, alleen kunnen de nakomelingen niet voor nageslacht zorgen. Zij zijn onvruchtbaar. Daarom behoren paard en ezel niet tot dezelfde soort.

Als de soortnaam van dieren hetzelfde is, behoren ze tot dezelfde soort. Soorten worden verder verdeeld in ondersoorten, wij kennen deze als rassen, de soort Canis familiaris (gedomesticeerde hond) kent bijvoorbeeld de rassen Duitse Herdershond, Dashond enzovoort.

Rassen kunnen door toevallige mutaties ontstaan zijn, maar meestal ontstaan ze door menselijk handelen. Er is dan gericht gefokt om tot een bepaald dier met gewenste eigenschappen te komen. Bijvoorbeeld een rund dat veel melk geeft of een hond die goed kan waken.