Test jezelf:

Toetsvragen

 

1.Wanneer een patiënt minder zout moet gebruiken noemen dit dieet:

 

 

 

 

a.

zoutloos

3

 

b.

calciumbeperkt

 

 

c.

zoutarm

 

 

d.

natriumbeperkt

18

 

antwoord: d

 

2. Een dieet om af te vallen noemen we officieel

           

 

 

 

 

a.

energiebeperkt

18

 

b.

Sonja Bakker

 

 

c.

energieverrijkt

 

 

d.

Modifast

3

 

antwoord: a

 

3. I dieetmargarine is evenwel als roomboter

    II Wanneer je minder vet wilt eten kun je beter magere vla eten dan volle yoghurt

 

 

 

 

 

a.

I is juist, II is juist

5

 

b.

I is juist, II is onjuist

 

 

c.

I is onjuist, II is juist

8

 

d.

I is onjuist, II is onjuist

7

 

 

Twee antwoorden ingevuld

1

 

antwoord: a

 

4. Een patiënt met diabetes mellitus heeft een bloedglucose van 2 (hypo), Jij komt met een etenskar op de afdeling. Wat geef je de patiënt eerst.

 

 

 

 

a.

Chocolade

 

 

b.

banaan

 

 

c.

ranja

21

 

d.

brood met stroop

 

 

antwoord: c

 

5. Bij een patiënt is recent ontdenkt dat hij diabetes heeft. Tevens heeft de patiënt ook last van overgewicht. De patiënt weet nog niet zo veel van zijn ziekte af en vraagt aan jouw wat het bezoek het beste voor hem kan meenemen.

 

 

 

 

 

a.

suikervrije chocolade

1

 

b.

sinaasappelsap

12

 

c.

suikervrije gebak

 

 

d.

light frisdranken

8

 

Antwoord: d

 

6. Wanneer een patiënt extra moet eten noemen we dit:

 

 

 

 

a.

energieverrijkt dieet

20

 

b.

energiebeperkt dieet

1

 

c.

calciumbeperkt dieet

 

 

d.

cholestrolbeperkt dieet

 

 

antwoord: a

 

7. Een patiënt heeft op dit moment hoge bloedglucose (22 mmol/l). Hij wil niet eten maar wel drinken. Het is 15.00 uur. Wat kun je hem het beste geven?

 

 

 

 

a.

thee met suiker

4

 

b.

vruchtensap

8

 

c.

cassis light

7

 

d.

koffie met melk en suiker

 

 

antwoord: c

 

8. Een patiënt is opgenomen met COPD. Hij heeft veel last van slijm bij het hoesten. Hij weet dat melk goed voor hem is omdat hij veel prednison krijgt. Wat kun je hem het beste geven?

 

 

 

 

a.

halfvolle melk

4

 

b.

pap met suiker

-

 

c.

vanillevla

3

 

d.

magere yoghurt

14

 

antwoord: d

 

9. Een patiënt met COPD en ondergewicht heeft vanochtend veel onderzoeken gehad en is tijdens het middageten erg moe. Hij wil eigenlijk niet eten. Wat zou hij het beste kunnen eten?

 

 

 

 

a.

gekookte aardappelen,  sperziebonen en runderlapje

 

 

b.

stamppot zuurkool met saucijs

1

 

c.

alleen soep

13

 

d.

alleen toetje

6

 

 

2 antwoorden

1

 

antwoord: b

 

10.       I gezonde voeding kan kanker genezen

II Het eten van voldoende groente en fruit kan het risico op kanker verminderen.

 

 

 

 

a.

I is juist, II is juist

1

 

b.

I is juist, II is onjuist

2

 

c.

I is onjuist, II is juist

14

 

d.

I is onjuist, II is onjuist

3

 

Antwoord: c

 

11. Wanneer een patiënt erg misselijk is, is het zeer belangrijk om:

 

 

 

 

a.

De patiënt te dwingen om wat te gaan eten

2

 

b.

Veel te laten drinken

19

 

c.

Producten aanbieden die een sterke geur hebben

 

 

d.

Veel eten op het bord te scheppen

 

 

antwoord : b

 

 

12. Sauzen zijn lekkere smaakmakers: welke bevat volgens jouw het MINSTE vet.

 

 

 

 

a.

mayonaise

3

 

b.

cocktailsaus

 

 

c.

fritessaus

6

 

d.

ketchup of andere rode saus

13

 

antwoord: d

 

13. Je wilt kaas met een laag vetgehalte. Waaraan herken je het vetgehalte?

 

 

 

 

a.

De hoeveelheid gaten

 

 

b.

Het plusgetal

19

 

c.

De kleur

 

 

d.

De aanduiding ‘jong’, “belegen”of “oud”

2

 

antwoord: b

 

 

14. Een patiënt met een tumor aan de dikke darm heeft erg veel last van diarree.

Wat is belangrijk:

 

 

 

 

a.

Patiënt moet geen zout gebruiken

1

 

b.

Patiënt moet weinig drinken

2

 

c.

Veel bewegen is goed voor deze patiënt

 

 

d.

Patiënt moet veel drinken

18

 

antwoord: d

 

15. Een patiënt met longkanker wordt bestraald. Hij heeft erg veel last van wonden in de slokdarm. Wat kun je hem beter niet te drinken geven:

 

 

 

 

a.

Thee met suiker

3

 

b.

Sinaasappelsap

14

 

c.

Koffie met melk en suiker

2

 

d.

Halfvolle melk

2

 

antwoord: b