Er is een acute en een chronische vorm van nierinsufficiëntie te onderscheiden. Acute nierinsufficiëntie kenmerkt zich door een plotselinge verslechtering van de nierfunctie, terwijl er bij chronische nierinsufficiëntie sprake is van een geleidelijke beschadiging of vernietiging van het nierweefsel, bijvoorbeeld bij bepaalde nierziekten en diabetes mellitus.
Zowel acute als chronische nierinsufficiënte vereist aanpassing van de voeding wat betreft:
Vaak volgen zorgvragers met nierinsufficiëntie een combinatiedieet dat nogal ingrijpend van aard is. Zij krijgen meestal een dieetadvies dat uit een voorbeelddagmenu bestaat met een berekening van de hoeveelheden eiwitten en/of natrium, kalium en vocht.
Als de nierfunctie achteruitgaat, worden de giftige afbraak producten van de eiwitstofwisseling, zoals ureum, onvoldoende uitgescheiden. Dit leidt tot een verhoogd ureumgehalte in het bloed: uremie. Zorgvragers klagen dan over misselijkheid, braken en jeuk en hebben vaak weinig eetlust. De klachten treden meestal pas op als de nierinsufficiëntie al ver gevorderd is. Wanneer de hoeveelheid eiwitten in de voeding genormaliseerd oef beperkt wordt, daalt het ureumgehalte in het bloed en kan vermindering van klachten optreden.
De mate ven eiwitbeperking hangt af van verschillende factoren, namelijk van:
Hoe slechter de functie van de nieren wordt, hoe sterker de eiwitbeperking in de voeding. Echter, eiwit als bouwstof kan het lichaam niet missen en enen bepaalde hoeveelheid eiwit in de voeding blijft noodzakelijk. Bij een slechte nierfunctie(<10%) moet daarom worden overgegaan op nierfunctievervangende therapie. De te consumeren hoeveelheid eiwit wordt aangegeven in grammen per kg ideaal lichaamgewicht. Bij een eiwitbeperking tot 0,8 –1 grameiwit per kg ideaal lichaamgewicht zullen de eiwitrijke voedingsmiddelen, zoals vlees, vis, kaas eieren, melkproducten en noten, beperkt moeten worden.
Vermindert de nierfunctie zodanig dat de hoeveelheid eiwitten in de voeding beperkt wordt tot0,6 grameiwit per kg lichaamsgewicht per dag, dan worden zelfs voedingsmiddelen met een gering eiwitgehalte, zoals brood, aardappelen, rijst en koekjes, in beperkte mate gegeven.
De mogelijkheid bestaat om voedingsmiddelen als brood, deegwaren en koek te vervangen door speciale eiwitarme dieetproducten: bijvoorbeeld eiwitarm brood, broodmix, crackers, spaghetti, macaroni, toast en koekjes. Deze producten bevatten geen of zeer geringe hoeveelheid eiwitten en kunnen daarom vrij gebruikt worden. Enkele nadelen van deze producten zijn de minder gewaardeerde smaak en de vrij hoge prijs. Daarentegen vormen deze dieetproducten onmisbare onderdelen van een eiwitbeperkt dieet bij mensen die veel energie nodig hebben.
Beperking van de hoeveelheid eiwitten in de voeding heeft tot gevolg dat de voeding meer vetten en koolhydraten moet bevatten om toch voldoende energie te kunnen leveren. Hierdoor wordt voorkomen dat eigen lichaamseiwitten worden afgebroken voor aanvulling van dit energietekort. Hierbij zou ureum gevormd worden en dat moet in deze situatie juist zoveel mogelijk worden tegengegaan. Voor voldoende energie in de voeding zijn dus vooral voedingsmiddelen geschikt die rijk zijn aan koolhydraten en vetten en bovendien geen of weinig eiwitten bevatten. Voorbeelden van koolhydraatrijke bronnen zijn suiker, jam en honing. Suiker kan eventueel vervangen worden door glucose (druivensuiker) of dextrine-maltose. Deze vervangingsmiddelen smaken minder zoet. Door stoornissen in de vetstofwisseling heeft de zorgvrager bij nierziekten een vier- tot vijfmaal zo grote kans op het krijgen van hart- en vaatziekten. Daarom wordt hierbij gestreefd naar een beperkt gebruik van verzadigde vetten en gaat de voorkeur uit naar onverzadigde vetten. Geschikte producten die weinig of geen eiwitten bevatten zijn olie en (dieet)margarine met minder dan20 gramverzadigde vetten per100 gram.
Wanneer het lichaam door een verminderde nierfunctie geen of onvoldoende water en zout uitscheidt, kunnen oedemen of hypertensie het gevolg zijn. In zo’n situatie wordt vaak een natriumbeperkt dieet voorgeschreven. De mate van natriumbeperking zal afhangen van de ernst van de vochtretentie en de eventuele hypertensie.
Door onvoldoende kaliumuitscheiding bij nierinsufficiëntie kan een hyperkaliëmie ontstaan die tot hartritmestoornissen en een acute hartdood kun leiden. Om hyperkaliëmie te voorkomen is een kaliumbeperkt dieet nodig bij ernstige nierinsufficiëntie. De hoeveelheid kalium die gebruikt mag worden is afhankelijk van de waarde in het bloed. Het streven is minder dan 5 mmol kalium per liter.
Kaliumrijke voedingsmiddelen die in elk geval maar beperkt gebruikt mogen worden zijn fruit, vruchtensappen, aardappelen, groenten, melkproducten, koffie, bouillon, tomaten, cacao en noten. Natriumbeperkte producten en dieetzouten die zeer rijk aan kalium zijn worden sterk afgeraden.
Als de zorgvrager met enen nieraandoening geen of weinig urine produceert, zal een vochtbeperking noodzakelijk zijn. De hoeveelheid die dan gegeven kan worden is afhankelijk van de diurese. Hierbij is het bijhouden van een vochtbalans van groot belang. Daarop worden is afhankelijk van de diurese. Hierbij is het bijhouden van een vochtbalans van groot belang. Daarop worden onder meet alle dranken, soep, fruit en nagerechten genoteerd. Meestal is een vochtbeperking erg belastend voor de zorgvrager.
Tips ter vergemakkelijking van vochtbeperking:
Bij nierfunctievervangende therapie is het vochtgebruik afhankelijk van de urineproductie, de frequentie en de methode van dialyseren.
Er is sprake van een nefrotisch syndroom als door en groot eiwitverlies in de urine een verlaagd serum-albumine optreedt. Dit veroorzaakt oedeem en hypercholesterolemie. Een nefrotisch syndroom kan ten gevolge van nierziekten ontstaan, maar ook als complicatie bij diabetes mellitus, intoxicatie en infectieziekten. Meestal is bij dit syndroom geen genezing mogelijk en beperkt de behandeling zich tot symptoombestrijding door vermindering van het eiwitverlies in de urine. Hiertoe wordt de hoeveelheid eiwitten per kg ideaal lichaamsgewicht. Voorts is medicatie (ACE-remmers) nodig. Ter vermindering van oedeem wordt en natriumbeperkt dieet geadviseerd en door de gestoorde vetstofwisseling zal de voeding tevens om beperking van de hoeveelheid verzadigde vetten vragen.
Als de nierfunctie is afgenomen tot minder dan 10%, wordt nierfunctievervangende therapie toegepast. Dit kan hemodialyse of peritoneale dialyse zijn. Peritoneale dialyse, waarbij het buikvlies als filtratiemembraan fungeert, wordt steeds vaker toegepast.Bij beide vormen van dialyse is de eetlust vaak verminderd. Bij hemodialyse heeft de zorgvrager na het dialyseren vaak minder eetlust (de zogenoemde dialysekater). Ook bij peritoneale dialyse wordt de eetlust ongunstig beïnvloed, onder meer door de grote hoeveelheid dialysevloeistof in de buikholte. Dit veroorzaakt een vol gevoel. Een belangrijke complicatie is peritonitis, hetgeen eveneens de zin in eten niet te goede komt.
Bij nierfunctievervangende therapie vervalt de noodzaak van eiwitbeperking ter voorkoming van uremie. Vanwege het verlies van eiwitten tijdens de dialyse is 1 tot1,2 grameiwitten per kg ideaal lichaamsgewicht nodig. In de praktijk wordt de wenselijke hoeveelheid eiwitten en energie in de voeding van zorgvragers met nierfunctievervangende therapie moeilijk behaald. Hetgeen de kans op ondervoeding en infectie vergroot. De vaak opgelegde vochtbeperking is hier mede debet aan. Ondervoeding kan worden voorkomen of behandeld met kleine, energierijke maaltijden met voldoende eiwitten die goed over de dag verdeeld worden. Eventueel kan een geconcentreerde drinkvoeding of (tijdelijk) sondevoeding gegeven worden. Door de dialyse verliest de zorgvrager in water oplosbare vitaminen en mineralen die gesuppleerd moeten worden.
Als de zorgvrager een niertransplantatie heeft ondergaan, hangt het van de transplantaatfunctie af of het dieet nog aangehouden moet worden. Bij een goede transplantatiefunctie blijkt alleen het advies van goede voeding van kracht met zo nodig een natriumbeperking bij hypertensie en vochtretentie.
Een van de moeilijkheden zij zorgvragers met nierinsufficiëntie is dat je te maken hebt met mensen die vaak ernstig ziek zijn, geen eetlust hebben en misselijk zijn. Voor de zorgvrager is het volgen van een combinatiedieet daarom niet eenvoudig.
Voldoende informatie over de achtergronden en variatiemogelijkheden in het dieet zijn voor de zorgvrager en zijn omgeving erg belangrijk. Zo nodig kan energierijke voeding in kleine porties vaker op de dag worden gegeven, waarbij je rekening houdt met de wensen van de zorgvrager. Vaak is bij ernstige nierinsufficiëntie suppletie van calcium, ijzer, vitamine B-complex en vitamine C noodzakelijk. Als fosfaatbindende medicatie gegeven wordt, moet deze samen met eiwithoudende voedingsmiddelen worden ingenomen.
Het hebben van nierstenen is geen zeldzaamheid. Ongeveer 5% van de Nederlandse bevolking is met dit pijnlijke ongemak behept. Bij mannen treedt steenvorming vaker op dan bij vrouwen: de verhouding is ongeveer 2 : 1.
De oorzaak van steenvorming is bij de meeste zorgvragers onbekend. Het is inmiddels wel duidelijk dat voedingsgewoonten van invloed zijn. Het risico op niersteenvorming wordt het sterkst verminderd door veel te drinken. Geadviseerd wordt minimaal 2 –3 literper dag en vooral voor het slapengaan een flink glas water te drinken.
Nierstenen kunnen verschillen in samenstelling maar in het merendeel
van de gevallen gaat het om calciumoxalaatstenen. Bij calciumoxalaatstenen wordt geadviseerd matig gebruik te maken van calciumrijke voedingsmiddelen (zoals melk, kaas, yoghurt en vla). Dit betekent in de praktijk dat maximaal 3 tot 4 melkproducten of plakken kaas per dag gebruikt mogen worden. Een vermindering van calcium in de voeding. zonder tegelijkertijd oxalaat te beperken, kan echter een versterkte neiging tot niersteenvorming geven, Daarom is tevens oxalaatbeperking in de voeding zinvol. In de praktijk betekent dit een zeer beperkt gebruik van oxalaatrijke producten, zoals spinazie, rabarber, postelein, bieten, champignons, boerenkool, knolselderij, snijbiet, noten, pastinaak, chocolade, cola en sterke thee.
Bij nierstenen van een andere samenstelling is geen speciale beperking in de voeding nodig. Alleen de ruime hoeveelheid vocht blijft noodzakelijk om het risico op nieuwe niersteenvorming zoveel mogelijk in te dammen