Ondervoeding

Ondervoeding

 

In de jaren zeventig is het besef toegenomen dat ook in onze welvarende landen ‘ondervoeding’ voorkomt. Als men het woord ‘ondervoeding’ letterlijk neemt, berekend het: een lichamelijke toestand, voortkomend uit een tekort aan voedingsstoffen, waarbij sprake is van verminderde biologische functie.

Er zij drie oorzaken van ondervoeding:

  1. Ondervoeding op basis van een te klein voedselaanbod

Deze vorm van ondervoeding ontstaat door langdurig hongeren waarbij vetreserves verloren gaan en de lichaamscelmassa langzaam kleiner wordt. Mensen die leiden aan deze vorm van ondervoeding komen met name voor in derdewereldlanden.

  1. Ondervoeding op basis van ziekte

Deze vorm van ondervoeding ontstaat door een tekort aan voedingsstoffen ten gevolge van ziekte. Naarmate de ziekte ernstiger is (trauma, sepsis) treedt sneller verlies van lichaamscelmassa op. In westerse landen komt ondervoeding op basis van ziekte het meeste voor. Deze vorm van ondervoeding wordt ook wel ‘klinische depletie’ genoemd.

  1. ‘Puntvormige ‘ondervoeding

Deze vorm van ondervoeding ontstaat as gevolg van een tekort aan één enkele essentieel voedingsbestanddeel (vitamines, mineralen, spoorelementen etc.) ‘Puntvormige’ ondervoeding kan zowel alleen als in combinatie met de andere vormen optreden.

 

Het voorkomen van ondervoeding

Het aantal gevallen van ondervoeding, zowel in de eerste- als in de tweedelijnsgezondheidszorg, wordt vaak onderschat. In april 2006  heeft onder leiding van de Universiteit van Maastricht een landelijk prevalentie meting plaatsgevonden.

 

Het percentage patiënten dat in de algemene ziekenhuizen een risico liep op ondervoeding was  ± 37%  . Het percentage patiënten dat al ondervoed was, was ± 22 %

 

De conclusie van dit onderzoek is er meer aandacht nodig is voor de voedingstoestand van patiënten  door de verschillende disciplines (zoals artsen, verpleegkundigen, diëtisten en voedingsassistenten).

 

Het ontstaan van ondervoeding

Bij een langdurig negatieve verstoring van het evenwicht tussen de inname van energie en voedingsstoffen enerzijds en de behoefte en/of het verlies aan energie en voedingsstoffen anderzijds, is er sprake van ondervoeding. Oorzaken van ondervoeding kunnen zijn:

 

 

Gevolgen van ondervoeding

 

Ondervoeding kan een aantal complicaties tot gevolg hebben:

 

Bij een zieke patiënt met ondervoeding ontstaat een vicieuze cirkel, of beter gezegd een neerwaartse spiraal, die men moet doorbreken om de voedingstoestand te verbeteren.

 

Één mogelijkheid om deze neerwaartse spiraal te doorbreken is zorg te dragen voor een optimale inname van energie en voedingsstoffen.

Ondervoeding ondermijnt de conditie van de patiënt. Hij voelt zich minder fit. Er kunnen ongemakken ontstaan, zoals schimmelinfecties in de mond, wondjes op de huis die slecht genezen of gaan infecteren. Ernstiger infecties zoals longontsteking en decubitus kunnen optreden. Het herstel verloopt trager. Er kunnen complicaties ontstaan. Ook mentaal kan de patiënt achteruitgaan. Met name bij oudere mensen kan verwardheid optreden die lijkt op dementie.

Ondervoeding beperkt de therapeutische mogelijkheden. Ondervoede patiënten lopen een groter risico tijdens en na de operatie. De patiënt is minder bestand tegen agressieve therapieën zoals radio en chemotherapie. De behandeling kan minder intensief plaatsvinden of moet zelfs gestaakt worden door te veel bijverschijnselen. Ondervoede patiënten lopen een groter risico op geneesmiddelenintoxicatie.

Door ondervoeding kan gemakkelijk een vicieuze cirkel ontstaan. De verminderde conditie leidt tot lusteloosheid en een slechte eetlust. De eetlust kan ook verminderd zijn door een verhoogd ketonengehalte. Afname van de spiermassa leidt tot inactiviteitatrofie. Ondervoeding lijdt tot een verminderde maagdarmwerking; er gaan veel voedingsstoffen verloren door malabsorptie. Wanneer infectie optreden verslechtert de voedingstoestand in versneld tempo.

 

Voedingstherapie

Wanneer de patiënt zelf kan eten, maar te weinig eet, wordt de voeding aangevuld met energierijke (drink)voeding. De patiënt krijgt kleine frequente maaltijden. Bij kauw- en slikproblemen wordt er vloeibare voeding gegeven. Als de patiënt niet kan of mag eten, wordt de voeding per sonde gegeven. Ook wordt wel aanvullende sondevoeding gegeven, bijvoorbeeld bij patiënten die te zwak of te benauwd zijn om voldoende te eten. Wanneer niet via het maagdarmkanaal gevoed kan worden wordt totale parenterale voeding gegeven.

 

Bij de verschillende ziektebeelden wordt dieper ingegaan de voedingsadviezen bij ondervoeding.