Voorschrift B-Z-III reactie

Benodigdheden

1 maatcilinder                   100 mL

1 bekerglas                      100 mL

2 maatcilinders                  10 mL   

2 maatcilinders                    1 mL

3 bekerglazen                    50 mL

Magneetroerder

Roervlo

Balans

 

Chemicaliën

Kaliumbromaat

natriumbromide

Propaandizuur ( malonzuur)

Ferroïne-oplossing (0,025 M)

Deze oplossing wordt als volgt bereid: los in een maatkolf van 100 mL 695 mg ijzer(II)sulfaatheotahydraat (FeSO4.7H2O) op in water. Verdun tot ongeveer 80 mLen los 1,485 g o-fenanthroline-monohydraat (C12H8N2.H2O) op en vul aan tot 100 mL.

0,5 M zwavelzuuroplossing

Gedestilleerd water

 

Uitvoering

Giet 75 mL 0,5 M zwavelzuuroplossing in een bekerglas van 100 mL.

Voeg 5 g kaliumbromaat toe en roer tot het opgelost is. Dit gaat vrij langzaam (oplossing A).

Breng 10 mg natriumbromide in een bekerglas van 50 ml en lost dit op in 10 mL water (oplossing B).

Breng 1 g malonzuur in een bekerglas van 50 ml en lost dit op in 10 mL water (oplossing C).

Voeg 6 mL van oplossing A, 0,5 mL van oplossing B en 1 mL van oplossing C onder roeren bij elkaar in en bekerglas van 50 mL.

Voeg als de bruine kleur van het gevormd broom verdwenen is, 1 mL ferroïne-oplossing toe.

Na 2 à 3 minuten beginnen oscillaties van rood naar blauw, meestal van 60 seconden. De oscillaties blijven soms wel gedurende 1 uur waarneembaar. Na enige tijd kan nog wat ferroïne-oplossing worden toegevoegd.

 

Oscillaties afbeelden met de computer

Het is mogelijk de proeven uit te voeren in een colorimeter en deze meter aan te sluiten op een computer.

Met het programma IPCOACH kunnen de oscillaties direct tijdens het uitvoeren van het experiment zichtbaar gemaakt worden op het scherm.

Dit is toegepast voor deze B-Z reactie.

De ijking van de computer op de colorimeter wordt uitgevoerd met behulp van een ferroïne-oplossing.

Er wordt gebruik gemaakt van een oranjefilter. De optredende oscillaties (ongeveer 12 seconden) zijn op deze manier goed zichtbaar te maken, zie figuur 3.