Uitvoering chromatografie

Een chromatografeertank bestaat uit een glazenbak van ongeveer 10 cm breedte, 30 cm lengte en 40 cm hoogte. De glazenbak is afsluitbaar met een glazenplaat.

Knip een vel filtreerpapier (WHATMAN) in de gewenste maat (25 cm bij 35 cm). Verontreinig het papier niet, raak het zo weinig mogelijk aan met de vingers en leg het nooit op de werktafel, maar steeds op een schoon vel papier. Teken op de strook papier op 4 cm van de onderkant een startlijn, zie figuur 1.

                                                          figuur 1.

 

Los 0,3 g van de zuivere kleurstoffen op in 25 ml 50% ethanol om de vergelijkingsoplossingen te maken.

Breng deze oplossingen en het verkregen extract, met behulp van capillairen, in kleine hoeveelheden op de startlijn aan.

Het monster (M) breng je op de startlijn aan, op circa 2,5 cm van de linkerrand van het papier.

Doop een capillair in een oplossing, tik dit capillair even op het papier: de oplossing verdeelt zich in een klein cirkeltje op het papier (hoe korter het capillair in aanraking is met het papier, des te kleiner is de cirkel ). Droog het papier met een koude luchtstroom (föhn).

Afhankelijk van de intensiteit van de kleur van cirkeltje, kun je dit aantippen en drogen herhalen.

De tweede oplossing breng je op ca. 2,5 cm van het middelpunt van de eerste oplossing aan, enz.

De breedte van het papier bepaalt hoeveel oplossingen je op de startlijn kunt aanbrengen.

Je kunt gerust een tweede chromatogram maken met het monster en de andere zuivere kleurstoffen.

 

Figuur 1: Het maken van een papierchromatogram (plaatje uit chemguide)

Vouw het andere eind van de papierstrook om en klem deze vast. Hang de papierstrook om de glazenstaaf, zodanig in de chromatografeertank, dat de onderkant van de papierstrook in de vloeistof hangt met de startlijn 2 cm boven het vloeistofoppervlak; zorg ervoor dat de papierstrook vrij van de wand hangt, zie figuur 2.

Figuur 2: Chromatografertank met papierchromatogram overgenomen uit Wikipedia

Ontwikkel het chromatogram zolang, dat het vloeistoffront ongeveer driekwart van de lengte van de papierstrook heeft afgelegd. Haal het papier uit de chromatografeertank, trek eerst met potlood een streep op het vloeistoffront en droog het daarna met een koude föhn.

Bepaal de Rf-waarde van de verschillende vlekken: de afstand van de door de vlek (stof) afgelegde weg gedeeld door de afstand die de vloeistof heeft afgelegd.

Identificeer zo mogelijk de samenstelling van het gemaakt extract. 

 

Figuur 3: Voorbeeld van een papierchromatogram aan het einde van de proef (plaatje uit chemguide)

 

Je kunt ook de volgende video bekijken:

http://www.jce.divched.org/JCESoft/web/cplsample/Modules/paprchrom/paprchromdesc.htm