Het feit dat calciumchloride - zoals elke stof - elektrisch neutraal is bepaalt de aantalverhouding tussen deze ionsoorten. Dus moeten op elk Ca2+-ion twee Cl- -ionen aanwezig zijn. De (verhoudings)formule van calciumchloride is Ca2+(Cl-)2 of CaCl2.
Niet alle atoomsoorten kunnen zomaar elektronen opnemen of afstaan. Metaalatomen vormen vrij gemakkelijk positieve ionen en atomen van niet-metalen vormen in de regel negatieve ionen. De verklaring is dat metaalatomen vrij makkelijk elektronen uit de buitenste schil kunnen afgeven en ze daardoor positief worden (voor elk afgegeven elektron krijgt het atoom één + lading). Niet-metaalatomen nemen vrij makkelijk elektronen op (voor elk elektron dat een niet-metaalatoom opneemt krijgt het één - lading).
Omdat de massa van een elektron verwaarloosbaar is, is de massa van een ion (ionmassa) gelijk aan de massa van het atoom waaruit het is ontstaan.
Verhoudingsformules
Met de namen en valenties van enkelvoudige positieve en negatieve ionen kunnen we de verhoudingsformules van een groot aantal zouten afleiden.
Positieve ionsoorten
Metalen uit de eerste groep van het periodiek systeem krijgen een 1+, ze vormen dus eenwaardig positieve ionen.
Bijvoorbeeld, het natriumion (Na+) en het kaliumion (K+). Ook het zilverion heeft een 1+ lading (Ag+).
De metalen uit de tweede groep hebben een lading van 2+, hieruit ontstaan tweewaardig positieve ionen.
Bijvoorbeeld : Mg2+, Ca2+, Sr2+.
In de dertiende groep staan metalen die hebben een lading van 3+ hebben en driewaardig positieve ionen vormen.
Bijvoorbeeld het aluminiumion, Al3+.
De meeste andere metalen hebben een lading van 2+. Bijvoorbeeld Co2+, Pb2+, Ni2+, Zn2+, Hg2+.
Van sommige metalen bestaan verschillende ionen. Er bestaan bijvoorbeeld twee soorten ijzerionen: Fe2+ en Fe3+. Om deze ionen in hun naamgeving te onderscheiden geven we de ionlading in de namen van de zouten aan met Romeinse cijfers. Bijvoorbeeld: FeSO4: ijzer(II)sulfaat, uitgesproken als ijzer-twee-sulfaat, hierin is de lading van het ijzerion 2+.
Negatieve ionsoorten
De niet-metalen uit groep 17 hebben een lading van 1- en vormen eenwaardig negatieve ionen. Dit zijn de halogenide-ionen: F- (fluoride-ion), Cl- (chloride-ion), Br- (bromide-ion) en I- (jodide-ion).
De niet-metalen uit groep 16 hebben eeen lading van 2-. Bijvoorbeeld: het oxide-ion O2- en het sulfide-ion S2-.
In groep 15 staan niet-metalen die hebben een lading van 3- en driewaardig negatieve ionen vormen. Bijvoorbeeld het nitride-ion, N3-en het fosfide-ion P3-.
Een zout of ionogene stof bestaat per definitie uit positieve en negatieve ionen. Met de hierboven genoemde ionsoorten zijn heel wat combinaties, dus heel wat verschillende zouten, mogelijk. Bijvoorbeeld de combinatie van Ca2+- en Cl- -ionen, calciumchloride geheten.